[Nummer 6-7]
In de lijdensweek.
(Bij de Platen).
In deze dagen vooral wekt de H. Kerk haar kinderen op tot een aandachtig en vroom overwegen van het lijden en den dood des Heeren. In haar geest handelend, tracht de Illustratie de bij de Lijdensweek passende stemming nog te versterken, door onder de oogen harer lezers eenige meesterstukken der schilderkunst te brengen, waarop tafereelen uit het lijden en sterven van den Godmensch zijn behandeld.
Moeilijk kon ons tijdschrift de eerste bladzijde van dit nummer waardiger openen dan met Rafaël's beroemde Kruisdraging van Christus, door den grootsten schilder aller tijden in 1517 voor het klooster Santa Maria dello Spasimo te Palermo vervaardigd.
Aan Rafaël's compositie ligt de bekende houtgravure uit Albrecht Dürer's Grosse Passion ten grondslag, waaraan hij den onder den last van het kruis bezwijkenden Christus bijna geheel ontleend heeft. Maar Rafaël legde er zijn eigen heerlijk gevoel in en maakte daardoor de schilderij ook tot zijn geestelijk eigendom. Bovendien is de groep der knielende H. Maagd en der vrome vrouwen op Dürer's houtsnee niet te vinden.
Aan Rafaël's schilderij is de volgende geschiedenis verbonden. Het schip, waarop het naar Palermo zou worden gebracht, leed schipbreuk, en alleen de kist met het schilderij spoelde na geruimen tijd te Genua aan. Spoedig verbreidde zich het bericht van het in onbeschadigden toestand opgevischte schilderij, maar de bemiddeling des Pausen was noodig om de Genueezen te bewegen, den schat aan het klooster te Palermo uit te leveren, waar hij de bewondering van alle bezoekers opwekte om de meesterlijke opvatting en de schittering van het koloriet. In de zeventiende eeuw kocht Philips IV van Spanje het schilderij in het geheim van het klooster dello Spasimo en liet het naar Spanje brengen, waar het sedert in het museum te Madrid bewaard wordt.
Onze tweede gravure, naar een schilderij van Gebhard Fugel, brengt ons een ander tafereel uit Jesus' smartelijken kruisweg naar Calvarië voor oogen. Onder de menigte, die Jesus volgde, waren ook eenige vrouwen uit Jerusalem, die haar deernis met het bitter lijden des Heeren door geween en luide klachten te kennen gaven. Tot haar was het eenige woord gericht, dat Jesus, voor zoover wij weten, op Zijn lijdensweg sprak: ‘Dochters van Jerusalem,’ zei de Goddelijke Zaligmaker, ‘weent niet over Mij, maar weent over u zelven en over uwe kinderen.... Want als zij dit doen aan het groene hout, wat zal dan aan het dorre geschieden?’
Onder het beeld van groen, levend hout stelde Christus - zooals pastoor Muré in zijn voortreffelijke Bijbelsche Geschiedenis toelicht - Zich zelven en Zijn heilige onschuld voor; het ongelukkige Israël en bepaaldelijk Jerusalem noemde Hij een dor hout, want door den Messias te verwerpen had het zijn leven verloren.
Treffend is de tegenstelling tusschen de jammerende, weeklagende vrouwen en het gelaat, vol verheven kalmte, van den kruisdragenden Zaligmaker, terwijl de grijnzende, triomfeerende tronies der Phariseeën op de steenen trap de onmenschelijke vreugde uitdrukken, die zij smaken bij het aanschouwen van hun verheven Slachtoffer, boven wien zelfs een moordenaar als Barrabas gesteld werd.
Onze derde gravure vertoont ons Christus, hangende aan het kruis, naar een teekening van Rubens in het Museum Boymans te Rotterdam. Naast het lijden, dat door de smartelijk uitgerekte armen en de brekende oogen wordt uitgedrukt, heeft de groote Vlaamsche meester Christus' overwinning, door Zijn sterven, op dood en hel willen verbeelden door een allegorische voorstelling. Christus, stervende voor onze zonden, overwinnaar van dood en hel, - dit is de zinrijke en aangrijpende gedachte, die Rubens' schilderij op zoo voortreffelijke wijze vertolkt.
de kruisdraging van christus, naar de schilderij van rafaîl,
in het Museum te Madrid.
Onze volgende gravure, voorstellende de beweening van Christus, een vaak en met voorliefde behandeld onderwerp, doet ons kennis maken met een der beste werken van Andrea del Sarto, een van de beroemdste schilders der Florentijnsche school en in zekeren zin een leerling van Leonardo da Vinci, Ghirlandajo en Buonarroti. Vooral in fresco-schilderingen muntte Del Sarto uit door eenvoud van compositie, zuiverheid van vorm en frischheid van koloriet. Bekend zijn zijn Pietà in het paleis Pitti te Florence, zijn Madonna del Sacco in de Annunziata kerk aldaar en Christus' avondmaal in de voormalige abdij San Salvo bij Florence.
Ook zijn Beweening van Christus, in dit nummer weergegeven en waarvan het origineel berust in het keizerlijk-koninklijk schilderijen-museum te Weenen, bezit uitstekende qualiteiten. Hoe edel zijn de lijnen van den gestorven Christus, hoe smartelijk-berustend is de uitdrukking op het gelaat der H. Maagd, en met hoeveel eerbied beschouwen de Engelen het lichaam van den Godmensch, die in stille sluimering schijnt verzonken.
Na de reproducties naar Rubens en Del Sarto, die allegorische voorstellingen zijn, brengt de gravure naar Bruno Piglhein's schilderij ons tot de geschiedkundige werkelijkheid terug.