Aan den lezer.
Evenals - volgens Pater Van Meurs - elk boek een portaaltje heeft, dat wel niet onmisbaar is, daar de lezer er overheen kan stappen, naar dat den auteur gelegenheid geeft ‘zijn zaakje te bepleiten,’ zoo kan ook dit korte woord tot den Lezer bij de intrede van den nieuwen jaargang als een soort portaal beschouwd worden. En meent men - heel vleiend voor de Belgische Illustratie - dat zij, na zestien jaar lang het katholieke publiek verpoosd en onderwezen, geleerd en gesticht te hebben, geen pleidooi meer hoeft te houden, welnu, dan stelt zij er toch prijs op, haar oude en nieuwe lezers een hartelijk welkom toe te roepen: de oude, omdat zij haar in het verleden gesteund hebben en dit blijven doen; de nieuwe, omdat zij, wat ons niet anders dan aangenaam kan zijn, met haar willen kennis maken.
Dit eerste nummer moge reeds aanstonds, èn wat de gravures, èn wat den tekst betreft, het bewijs leveren, dat ons tijdschrift aan den beproefden stelregel om elk wat wils te geven en door afwisseling te behagen, vasthoudt. Over den smaak twisten is een nutteloos en onbegonnen werk: ieder heeft zijn eigen voorkeur, resultante van velerlei en uiteenloopende factoren; maar dit meenen wij wel te mogen zeggen, dat elke lezer en lezeres in dit nummer iets zal aantreffen, dat meer bijzonder van zijn of haar gading zal zijn.
Bovendien - en hier mag in onzen tijd nog wel eens bijzondere nadruk op worden gelegd - bevat de Illustratie niets, wat aanstoot zou kunnen geven, wat niet de strengste critiek der moraliteit zou kunnen doorstaan, en weert zij in die gezinnen, waar haar toegang wordt verleend, de velerhande lichtzinnige en wufte lectuur, die op den duur niet anders dan nadeelig en verderfelijk op het gemoed der lezers kan werken.
Verzekerd van den steun van vele bekwame en talentvolle medewerkers op verschillend gebied, gaat de Belg. Illustratie met goeden moed den 17en jaargang in, sterk door de zooveel jaren ondervonden belangstelling, waarop zij ook thans wederom met volle vertrouwen een beroep durft doen.