De wilde kat. -
Wie een blik op onze gravure slaat, herkent aanstonds een lid van de kattenfamilie, bemerkt ook te gelijker tijd, dat wij hier niet met de gewone huiskat, doch met de wilde kat te doen hebben. Deze laatste is veel sterker dan de eerste en van haar onderscheiden doordat zij veel sterker behaard is, vervaarlijker snorren, een wilderen blik en een krachtiger gebit heeft. Ook is haar kop dikker, haar lichaam meer ineengedrongen, haar staart voller, maar korter dan van de huiskat. Als bijzondere kenteekenen gelden de geelwitte vlek aan de keel en de donkergekleurde of zwarte voetzolen. Van het voorhoofd loopen vier evenwijdige zwarte strepen over den kop, waarvan er twee zich over den rug voortzetten en, nadat zij zich vereenigd hebben, één streep vormen, die langs den ruggegraat en over den bovenkant van den staart loopt. Van deze streep loopen aan weerskanten een aantal dwarsstrepen uit, die donkerder van kleur zijn en naar den buik afloopen. Deze is geelachtig met eenige zwarte vlekken gespikkeld. De staart heeft drie tot vier zwarte ringen, die van den wortel naar den top donkerder worden. De oogen zijn geel.
De wilde kat komt, met uitzondering van het hooge Noorden, nog in een groot gedeelte van Europa voor, vooral in het Zuidoosten, maar buiten ons werelddeel wordt zij niet dan bij hooge uitzondering aangetroffen.
Dichte, groote, uitgestrekte wouden, vooral donkere dennewouden, zijn bij voorkeur haar verblijfplaats. Met het invallen der schemering begint de wilde kat haar jachttochten. Toegerust met uitstekende zintuigen, voorzichtig en listig, onhoorbaar aansluipend en geduldig loerend, is zij voor kleine en middelmatig groote dieren zeer gevaarlijk. Met de aan alle katten eigen sluwheid overvalt zij den vogel in zijn nest, den haas in zijn leger en het konijn voor zijn hol, soms zelfs het eekhoorntje in de boomen. Grootere dieren bespringt zij op den rug en bijt hun de halsslagaderen door. Heeft ze een missprong gedaan, dan vervolgt zij het dier niet verder, maar zoekt anderen buit. Al bestaat haar voedsel hoofdzakelijk uit muizen van alle soort en kleine vogels, zij durft toch wel een jong hert of ree aanvallen, terwijl zij ook visschen en watervogels niet versmaadt en deze met groote handigheid weet te vangen.
Hoe vraatzuchtig de wilde kat is, blijkt hieruit, dat een natuuronderzoeker in de maag van zulk een dier de overblijfselen van zes en twintig muizen aantrof, terwijl bij een anderen de haren van marters, hermelijnen, wezels, hamsters, ratten en muizen, eekhoorntjes en veeren van vogels werden gevonden.
Onze gravure, naar een teekening van Ludw. Beckmann, die met eere naast Specht genoemd mag worden, stelt een wilde kat voor, die een fazant heeft buit gemaakt, terwijl de jongen, over den rug der moeder klauterend, er begeerig op losschieten.