geheel vernietigden. Geen wonder dus, dat de Engelschen den heilige als hun schutspatroon in den oorlog beschouwden, dat het nationaal concilie, in 1222 te Oxford gehouden, gelastte, dat zijn feestdag in het geheele koninkrijk zou gevierd worden, en koning Eduard III de orde van den Kouseband, door hem in 1330 ingesteld, onder zijn bescherming plaatste.
Ook in andere landen, in Frankrijk en Duitschland vooral, was de vereering van den H. Georgius algemeen verbreid. Te Constantinopel waren niet minder dan zes kerken aan hem toegewijd; Paus Gregorius de Groote liet te Rome een oude kerk, te zijner eer gebouwd en die in puin dreigde te storten, herstellen; de H. Clothilde, de gemalin van Clovis, richtte hem altaren op, en, naar in een leven van den H. Droctovaeus verhaald wordt, werden zijn relieken naar Parijs overgebracht en in de kerk van den H. Vincentius, thans St. Germain des Prés, bewaard.
De H. Georgius wordt gewoonlijk afgebeeld te paard, met een draak aan zijn voeten, om aan te duiden, dat hij door zijn geloof den duivel heeft overwonnen, die in de Apocalypsis de draak wordt genoemd.
Bijzonder fraai is de afbeelding in dit nummer naar een schilderij van Wilhelm von Diez. In volle wapenrusting zit de heilige hoog te paard, met rustige kalmte neerziende op het geweldige ondier, dat hij met zijn lans heeft geveld, - een heerlijk voorbeeld voor alle Christenen, die dagelijks tegen een drievoudigen vijand hebben te strijden.