konden de Boeren het niet goed vinden, en reeds vroegtijdig begon de trek naar noordelijker gelegen landstreken aan gene zijde der Oranjerivier. De zoogenaamde ‘Groote Trek’ duurde van 1834 tot 1840.
Als de voornaamste aanvoerders der Boeren uit dien tijd, die zich in de landstreek, thans Natal genoemd, vestigden, moeten genoemd worden Trichard, Rensenburg, Hendrik Potgieter, Gerrit Maritz, de gebroeders Uijs, Pieter Retief en Andries Pretorius. Maar de Engelschen lieten de Boeren niet met rust in het land, dat zij in den strijd tegen Kaffers en Zoeloe's met hun bloed zoo duur gekocht hadden. Pietermaritzburg, de door de Boeren gestichte hoofdstad van Natal, werd door de Engelschen ingenomen en de Boeren gedwongen alweer naar het Noorden te trekken.
Natal was de eerste vergrooting van het Britsche bezit in Zuid-Afrika. In den loop der jaren zijn een aantal andere gevolgd, die wij hier met een enkel woord aanstippen. In het Oosten: Zoeloeland en Amatongaland - het kustgebied van Natal tot Lourenço Marques - en Basoetoland, ten zuidoosten van den Oranje-Vrijstaat. In het Westen: Griqualand West met Kimberley als hoofdstad, eenmaal een deel van den Vrijstaat, maar toen er rijke diamantmijnen ontdekt werden, door Engeland opgeëischt; Stellaland, vroeger een onafhankelijke Boerenrepubliek, en Britsch-Beetsjoeana-land, op de inboorlingen veroverd. In het Noorden: Masjonaland of Rhodesië, met Boeloewajo als hoofdstad, na den verdelgingsoorlog tegen de Matabelen onder Lobengoela, bestuurd door de Chartered Company, waarvan Cecil Rhodes de ziel is.
Als met een ijzeren band omsluiten de Engelsche bezittingen de beide Republieken, waarvan de Oranje-Vrijstaat veruit de kleinste is en de Zuid Afrikaansche Republiek mettertijd haar grondgebied in het Oosten en het Zuiden zag vergroot met twee landstreken: Swaziland, waarvan de inboorlingen, geheel van de Engelsche invloedsfeer afgesloten, zich op den duur niet aan het overwicht der Boeren konden onttrekken, en de Nieuwe Republiek, in 1884 gesticht door Lucas Meyer, thans lid van den Transvaalschen Volksraad en een der generaals van het Boerenleger. In 1889 werd de Nieuwe Republiek, waarvan Lucas Meyer vijf jaar president was geweest, als district Vrijheid met Transvaal vereenigd.
Na deze beknopte bijzonderheden volge de toelichting bij de gravures.
Kaapstad, een tamelijk moderne stad, heeft ruime, goed gemacadamiseerde straten, flinke huizen en winkels met koeltebrengende portieken of galerijen en electrische trams, terwijl de geheele stad electrisch verlicht is. Misschien is zij te graag modern, misschien ook lijdt zij aan een struggle for high life, trachtende in alles het Londen van Afrika te worden. Zoo duiden althans vele dingen aan, die elders alléén worden gevonden waar het verkeer buitengewoon groot is, gelijk in Londen; hier de waarschuwing op iedere lantaarnpaal Keep to the left (links houden); op de vluchtstoepjes een bobby (politie-agent), met handbewegingen het verkeer regelend en even gewichtig zich voelend als zijn Londensche confrater, - handsomes, het eenig mogelijke vervoermiddel voor groote drukte, bij tientallen hier midden in de straat opgesteld, en dat, terwijl in Kaapstad niet half zooveel verkeer is als in Amsterdam.
Kaapstad is zoo gunstig gelegen, als men zich denken kan. Tegenover de baai ligt Adderleystreet, de hoofdstraat, breed en goed gebouwd; in het verlengde daarvan een twintig minuten lange eikenlaan, Government avenue; dáár achter sluit de Tafelberg de lijn af. In den halven cirkel, met deze lijn getrokken, ligt de stad, ruim en open, met aan de eene zijde steeds het gezicht op de blauw-groene baai, waarachter weer als achtergrond rose en grijze heuvelen, aan de andere het gezicht op de majestueuze grijsheid van dien vierkanten reus Tafelberg.
Merkwaardige winkel- of woonhuizen biedt de stad niet; mooi naar hun omvang zijn het postkantoor, de Standard Bank en het station; mooi door zijn gevelsteen is het gebouw der Castle-lijn.
Wat in Kaapstad treft is de heerlijke plantengroei in de Gardens (tuinen), in de reeds genoemde avenue, in de verschillende schaduwrijke plekjes meer boven in de stad en daarbuiten. Een schat van eikeboomen, velen dateerende uit de zeventiende eeuw, grilliger gegroeid dan in Holland, reuzen-cactussen, oleanders, rhododendrons enz., doen de vaak hevige warmte waardeeren, omdat alleen onder die warmte zulk een plantengroei kan bestaan.
Een groot aantal menschen, die in Kaapstad zaken hebben, wonen daarbuiten, in Wijnberg, in Rondebosch en andere liefelijke plaatsjes tegen de helling van den Tafelberg gelegen. In Rondebosch ligt het beroemde landgoed ‘Groote Schuur’ van Rhodes. Het Parlementsgebouw is gelegen aan de Government avenue; het is van z.g. paarlgraniet en van rooden steen opgetrokken, meer opvallend dan mooi.
Evenals in Bloemfontein en meer andere door de Boeren gestichte steden of dorpen, ligt midden in Pretoria een groot plein, ongeveer zoo groot als het Vrijthof in Maastricht. De Nederlandsche Hervormde Kerk heeft daarop haar bedehuis staan, welk gebouw door niets opvalt dan door gebrek aan iets, dat mooi kan worden genoemd. Dit plein, Kerkplein genaamd, is het meest drukke punt van de stad; hierover komen allen, die hetzij in het post- en telegraafkantoor, hetzij in het Grand Hotel, hetzij op een der veelvuldige Bankinstellingen of ook in het (nieuwe) Paleis van Justitie eenige bezigheid hebben.
Onze afbeelding stelt het Kerkplein voor, zooals het er tegen Kerstmis en Paschen uitziet. Ossenwagens en tenten voor eenige honderden Boeren bevinden zich dan ter plaatse.
Van heel ver trekken de Boeren met hun gezinnen en Kafferjongens naar de hoofdstad des rijks op, om hun godsdienstplichten te vervullen. Verschillende dagen reeds vóór het ‘Nachtmaal’ trekken zij Pretoria binnen; de zware, geheel of gedeeltelijk overhuifde wagens, met tien of meer ossen bespannen, herbergen het gansche gezin en leeftocht voor verscheidene weken soms. Op het Kerkplein aangekomen, worden de ossen afgespannen en buiten de stad op een weiland gebracht. Dan wordt van af den wagen een los zeil gespannen, aldus een tent-huiskamer vormende, waar wordt gegeten en geslapen. Het koken geschiedt in de open lucht boven een vuurtje; de asch van die vuren, alsook alle mogelijke afval, laat men maar op het plein liggen. Geen wonder dus, dat na het vertrek der gasten het Kerkplein vrijwel in een belt is herschapen. Het spreekt vanzelf, dat de beschaving èn de vervoermiddelen èn de logeerplaatsen zeer ten goede is gekomen, zoodat thans tal van Boeren Pretoria per trein bereiken en hun intrek in een der vele hotels kunnen nemen. Ouderen zeggen dan ook, dat het tegenwoordig nachtmaalkampement slechts klein is bij vroeger vergeleken. Voor wie het thans voor het eerst ziet, heeft het nog een aanzienlijke uitgebreidheid; ook zal het vermoedelijk nog vele jaren duren vóór alle Boeren, die per trein kunnen komen, dit ook zullen doen. Immers de Boer is zuinig op geld, maar niet zuinig op tijd, en hij verkiest den goedkooperen, zij 't dan ook heel veel langeren weg boven den duurderen, al is deze ook veel sneller.
Een der vier straten, welke rechthoekig op het Kerkplein uitloopen, is de Kerkstraat, waarvan wij hier een afbeelding geven. Zij is verreweg de belangrijkste winkelstraat en tevens de verbindingsweg met ‘Sunnyside,’ de bovenstad en villa kwartier.
Zoo rustig als Pretoria, zoo beweeglijk en druk is Johannesburg, van welks levendigste straat we hier een afbeelding geven. Johannesburg wordt wel eens het Afrikaansch Londen genoemd en niet ten onrechte. De activiteit en haastigheid, die alles en ieder in Johannesburg kenmerken, doet onwillekeurig eenigermate aan Londens City denken, zooals die midden op den dag is. Eindeloos is het getal cabs en handsomes, dat in de drukke straten als Commissionerstreet en Pritchardstreet af- en aanrijdt; daar tusschen door electrische en paardentrams, dogcarts, vrachtkarren, enkele automobielen en ‘rickshaws,’ eigenaardige tweewielige wagentjes, door Kaffers getrokken.
Ook het zaken doen, meest stilstaande in de straat, doet aan Londen denken. In den namiddag wordt het aantal voertuigen nog belangrijk vermeerderd door equipages van Johannesburgs ‘High Commerce’ en door den stoet van voetgangers, door opzichtig gekleede heeren en dames, die al winkelende opgaan naar een van de vele tea-rooms (theehuizen). Johannesburg is eigenlijk de eenige ‘stad’ van Zuid Afrika. Zelfs Kaapstad en Durban, hoe uitgebreid ook, kunnen niet op dien naam, althans in Europeeschen zin, bogen.
Een der gravures stelt voor de Town Hall (stadhuis) van Durban, de havenstad van Natal. Het is een bijzonder mooi gebouw in Corintischen stijl, van groote uitgestrektheid. De bouw in 1881 aangevangen, was in 1885 voltooid en de kosten bedroegen 50.000 pond sterling. De klokkentoren, 164 voet hoog, is, van welken kant ook van Durban bekeken, het meest opvallende hooge punt in de stad. De openbare dienst is grootendeels daar gevestigd, ook post en telegraaf, een mooie concert- en balzaal en een uitnemend orgel. De bovenverdieping wordt ingenomen door een museum met veel interessants, o.a. een zeldzame collectie horens, opgezette wilde dieren, vogels en insecten.
Het aantal inwoners van Durban bedraagt: 14000 blanken, ruim 9000 inboorlingen en bijna 8000 Indiërs. De voornaamste straten Smith-, West- en Pinestreet loopen evenwijdig. De eerste, waaraan de Town Hall ligt, is het drukst en belangrijkst, maar ook in de mindere straten zijn winkels en woonhuizen van de allerfraaiste soort. Alle straten zijn uitstekend geplaveid en voortdurend besproeid, een niet overbodige weelde in een plaats, waar het maar zelden regent. De public gardens (openbare tuinen), mede aan Smithstreet liggende, zijn weelderig aangelegd met schaduwrijke boomen en heestergewassen van elke Europeesche en subtropische soort en in het midden een monumentale fontein.
Durban is zoowat voor de vermogende Transvaalbewoners wat Nice en Mentone zijn voor den bemiddelden Europeaan: een kurort en een ontspanningsplaats gedurende den guren en stoffigen winter te Johannesburg. Daar is de zeelucht en daar is de gezonde boschlucht; daar kan rustig worden gekeuveld aan het breede strand en heerlijk worden gewandeld en getoerd naar de talrijke, bergachtige en dichtbegroeide plaatsjes rondom: Umgeni, Verulam, Unkomanzi.
In Durban wordt onder de kleurlingen de orde gehandhaafd door Zoeloe-politie, daartoe door de regeering aangesteld en in uniform gestoken, als in dit nummer afgebeeld. Uit de veiligheid, welke in de stad heerscht en de gepaste houding van het groote aantal kleurlingen mag worden afgeleid, dat deze Zoeloe's voldoende overwicht hebben op de gekleurde bevolking.
Een enkel woord over de haven van Durban, waar zoovele ‘Tommy Atkins’ gelijk de Engelschen hun soldaten noemen, aan wal zijn gezet. Omstreeks dertig jaar geleden werd een aanvang gemaakt met den aanleg van havenwerken, met het doel de zandbank te doen verdwijnen, die dep toegang tot de baai afsluit, en het uitdiepen van het vaarwater in de baai zelf. Te dien einde werd een 1800 voet in zee vooruitstekende lange pier gemaakt en werden een aantal dregmachines in werking gesteld. Het resultaat daarvan is, dat thans maar zelden de ingang van de haven ontoegankelijk is; schepen van niet meer dan 21 voet diepgang kunnen altijd passeeren.
Van de landzijde wordt de baai ommuurd door een tamelijk hoogen bergrug, ‘Bluff’ genaamd; een vuurtoren en een kleine batterij bevinden zich aan de zeezijde bovenop, de laatste tot bescherming van den havenmond. Had het den Boeren mogen gelukken, Durban te bezetten, dan zouden slechts weinige hunner kanonnen op de Bluff opgesteld, voldoende zijn geweest, om de landing van Engelsche troepen te beletten.
Het is net grootste genoegen van den Kaffer