Bij de Platen.
De doodshoofdvlinder. -
Deze vlinder, een der grootste van alle vlindersoorten, heeft om twee redenen zekere beroemdheid gekregen. Het pelsachtig dichtbehaarde bruine lijf draagt op den rug een lichtgele teekening, die opvallend op een doodshoofd gelijkt, waaronder twee beenderen gekruist zijn, en op de tweede plaats brengt de vlinder, wanneer men hem kwaad maakt, een scherp fluitend geluid voort. Landau schrijft dit hieraan toe, dat de doodshoofdvlinders, bij het fluiten de lucht uit de zuigmaag door een spleet in den snuit uitstoot.
De vlinder is bijna tien centimeter in doorsnede, heeft een lengte van 55 millimeter en met de vleugels gespannen 114 millimeter. Hij onderscheidt zich door zeer korte sprieten, een korten zuiger, een gedrongen lichaamsbouw, donkerblauwachtigbruine bovenvleugels en donkergele ondervleugels. De rups komt in Juli en Augustus op hennip, jasmijn, nachtschadesoorten en vooral op de aardappelplant voor. Zij is 13 centimeter lang, en groenachtig, ook wel lichtgeel van kleur, met paarse dwarsbanden en een krommen hoorn op de laatste geleding.
de ingang van het kasteel te carisbrooke.
De doodshoofdvlinder komt in Mexico, in heel Afrika, op Java en verder vooral in Zuid-Europa voor, hoewel hij ook in het Noorden niet geheel een vreemdeling is. In veel streken, als op Sicilië en in het Banaat heeft men hem als honingdief leeren kennen.
De gravure op de eerste bladzijde van dit nummer geeft een fraaie afbeelding van dezen vlinder, maar niet minder fraai is het landschap, bezien in het licht der ondergaande zon.