Nu werd nog eenmaal in Hamburg geïnformeerd, en werkelijk kwam het antwoord terug, dat zekere Cremer voor korten tijd 6000 mark gewonnen had. Het geld was naar Berlijn gestuurd, daar Cremer eenigen tijd geleden het stadje M. had verlaten. Dürig kon echter door geen enkelen brief of een oud lootje bewijzen, dat hij met Cremer samen had gespeeld. Het gerecht nam aan, dat Dürig dit eenvoudig had verzonnen, want Cremer kon niet als getuige worden gedagvaard, daar hij naar Amerika was gegaan en niemand zijn adres wist.
Dürig bleef echter hardnekkig volhouden, dat het bij hem gevonden geld zijn aandeel was van de loterijwinst. De afzender van den gestolen brief was een veehandelaar uit een naburig plaatsje, die de nummers van de verzonden bankbiljetten niet had opgeteekend.
In het stadje M. zelf verwekte het geval natuurlijk groote opschudding. Ook een zeer geachte familie, die van den koopman Gumprecht, was er indirect bij betrokken. Dürig was met diens oudste dochter verloofd. De oude lui waren er in het begin erg tegen geweest, daar Dürig geen fortuin had en een rijke schoonzoon den welgestelden koopman veel liever zou zijn. Nu dwongen de ouders hun dochter, den beschuldigde onmiddellijk af te schrijven, hoewel zij van diens onschuld overtuigd was en dit ook schreef.
Dürig betuigde voortdurend in de gevangenis zijn onschuld. Maar toen hij den brief in handen kreeg, waarin zijn Erna met gebroken hart voor eeuwig afscheid van hem nam, was het met zijn wilskracht gedaan. Zijn verdediger had wel getracht het adres van Cremer in Amerika op te sporen, maar dit was hem niet gelukt.
De dag, waarop de zaak voor de jury te L. zou worden behandeld, was aangebroken. Dürig had te voren nog getracht zijn onschuld te bewijzen, maar het was vergeefs. Een postbeambte, die had moeten verklaren, dat de beschuldigde eens in een restauratie tegen een derden persoon zou hebben gezegd, dat hij met Cremer een lot in de loterij had genomen, kon zich dat niet meer herinneren. Onder zijn collega's had Dürig niet veel vrienden, daar men hem benijdde, het hart der rijke koopmansdochter te hebben veroverd.
De kleine rechtszaal was overvol toehoorders. De beschuldigde zag er lijdend, maar kalm uit. Hij hield de oogen enkel op de rechterstafel en de banken der gezworenen gevestigd en vermeed het de blikken der toehoorders te ontmoeten. De rechtszitting had het gewone verloop. De als getuige gedagvaarde veehandelaar, de afzender van den brief, kon de bij Dürig in beslag genomen bankbiljetten niet herkennen als die, welke hij in de enveloppe had gestoken. De als getuigen opgeroepen postbeambten verklaarden gezien te hebben, dat Dürig den brief in de kast gelegd en deze gesloten had. Geen ander beambte had den sleutel in handen gehad. De verdediger betoogde de mogelijkheid, dat iemand met een nagemaakten sleutel de deur had geopend. Uit de teekening, die den gezworenen van de inrichting van het bureau werd voorgelegd, konden zij niet wijs worden, zoodat de president der rechtbank een bezoek in loco gelastte. Het hof, het openbaar ministerie, de jury, de verdediger en de beschuldigde begaven zich naar M. Het bureau en de muurkast werden nauwkeurig onderzocht. Een der gezworenen, een metselaarsbaas, maakte den president opmerkzaam op een bijzonderheid betreffende de kast, die van binnen bekleed was. In het groene laken van het onderste vak was een scheur, die enkel bij oplettende beschouwing zichtbaar was.
‘Wat is daar voor bijzonders aan?’ vroeg de president.
‘Ik verzoek, het tusschenvak er uit te nemen,’ zei de gezworene.
Dit geschiedde, en nu bleek, dat het tamelijk oude laken had losgelaten. De metselaar tastte achter het laken en haalde tot aller verbazing een ongeschonden brief te voorschijn, dien hij den president overhandigde. Het was de aangeteekende brief van den veehandelaar. Dürig schreide van vreugde.
De president maakte den brief open en het geheele bedrag van 5000 mark was er nog in. Nog denzelfden middag werd de terugreis aanvaard. Het openbaar ministerie vroeg natuurlijk vrijspraak, en deze volgde onmiddellijk.
Aan Dürig werd het verzoek gericht, weer in dienst te treden. Veertien dagen later werd hij al bevorderd en kreeg een goede betrekking in een provincie hoofdstad. Ook de ouders van Erna legden thans het huwelijk hunner dochter met Dürig geen hinderpalen meer in den weg. Kort vóór het huwelijk kwam Cremer uit Amerika, waar het hem niet voor den wind was gegaan, in het vaderland terug. Hij bevestigde alles wat Dürig gezegd had betreffende hun gezanrenlijk spelen in de loterij.
Dürig maakte overigens een schitterende carrière en is thans directeur van een groot postkantoor in een aanzienlijke handelsstad.