Overtollig.
Door Mathilde.
VI.
Robert van Berken ging in een onaangename stemming naar huis; hij vond het allesbehalve een prettige boodschap, zijn moeder te zeggen wat zijn vriendinnen van haar eischten; hij evenmin als zij had er aan gedacht, dat zoo iets ooit van haar gevergd kon worden.
Juffrouw Van Berken was altijd zeer gastvrij jegens de vrienden en kennissen van haar zoon. Zij vond het aangenaam, bezoek te krijgen van deze en gene uit het dorp, maar niemand verlangde het van haar, dat zij geregeld visites terug zou maken of volgens de regels der etiquette omging, met wie dan ook. En nu moest zij hooren, dat haar aanstaande dochter verlangde eerst door haar bezocht te worden; iets wat Robert eigenlijk zeer veeleischend en ongepast vond. Maar zooals altijd, sprak hij zijn lieve Constance hiervan geheel vrij; het was alleen haar mama, die zulke bespottelijke eischen stelde en haar deftigheid geen oogenblik kon laten varen, zelfs niet tegenover een eenvoudige, oude vrouw, als zijn arme moeder.
Het was dus hard werk voor hem de pil tegenover zijn moeder te vergulden en hij wist niet, hoe er mede te beginnen.
Zijn moeder wachtte met het avondeten en hij prees zeer de lekkere ham en de mooie gele sla.
‘Je moet dat brood eens proeven,’ zeide de oude vrouw, ‘dat heeft dat meisje van je nieuwen portier zelf gebakken.’
‘Is dat kind hier nog?’ vroeg hij, blijde een reden te vinden om zijn kwade luim te uiten. ‘Dat is ook tegen de afspraak, zij zou hier maar even komen om haar ouders op streek te helpen.’
‘Zij hindert niemand, integendeel, zij bewijst mij veel diensten; zij is dadelijk voor alles klaar.’
‘Maar ik heb gezegd, dat zij hier niet mocht blijven en 't is een slecht voorbeeld voor mijn ondergeschikten, als ik mijn gezag niet kan of wil handhaven.’
De moeder haalde de schouders op.
‘Zij doet genoeg haar best om een betrekking te krijgen, maar daar is de weg ook niet mede geplaveid; haar moeder is zwak en ziekelijk en heeft haar telkens noodig. Hier helpt zij Jaantje trouw met alles wat er te doen valt; zij is mij bepaald onmisbaar en als... als... er niet zoo'n groote verandering voor de deur stond, zou ik je voorstellen het meisje te engageeren als mijn hulp in 't huishouden - want nu ik ouder word kan ik niet met Jaantje uit de voeten komen.’
‘Nu, moeder, wat belet u, om het meisje zoolang hier te houden tot.... tot.... de verandering er werkelijk is - dan kunnen wij altijd nog zien, wat Constance besluit.’
‘Maar je hebt er zooveel tegen, dat zij hier blijft,’ zeide de oude juffrouw gelaten.
‘O ja, als opeetster bij haar oude lui, maar als bezoldigde dienstbode van u, dat is heel iets anders....’
‘Ik vrees, dat Therese zelf er niet op gesteld zal zijn, een betrekking van mijnheer Van Berken aan te nemen. Ik geloof, dat je haar diep gegriefd hebt met die bepaling, dat zij niet bij haar ouders mocht blijven.’
Robert schoof knorrig zijn bord weg.
‘Gegriefd, gegriefd! Wie er al niet gegriefd wordt. Dan hadden zij die betrekking maar niet moeten aannemen. Ik ben toch vrij, mijn voorwaarden te stellen.’
‘De keus was moeilijk, hongerlijden of die opoffering.’
‘Dus u wil zeggen, dat ik misbruik heb willen maken van het ongeluk van die menschen.’
Juffrouw Van Berken, zag haar zoon bevreesd aan; zoo was hij anders niet, zoo prikkelbaar, zoo scherp en zoo bazig. Zou dat reeds de invloed zijn van zijn aanstaande? Och, och! dan was er niet veel geluk te hopen voor haar en ook voor hem.
Hij zag haar bijzonder vast op hem gevestigden blik en hij voelde zich onwillekeurig er door in de war gebracht; hij begreep misschien het stille verwijt daarin gelegen.
Zijn toon klonk nu wat zachter, terwijl hij voortging met afgewend gezicht:
‘In elk geval moeder, als ik verkeerd deed, dan is het niet te laat om het goed te maken. Maak uw conditiën met het meisje en laat haar hier in uw dienst blijven. Ik ben er altijd tegen geweest, dat u zichzelf afbeult voor die jonge meiden; hoe meer u uw gemak neemt, hoe liever ik het heb - en Constance zeker ook. Wil de jonge dame niet, dan is het haar zaak!’
‘Ik zal er met haar over spreken,’ zeide de oude vrouw kalm en bood hem de vruchten aan.
‘Moeder,’ begon hij na een oogenblik, ‘zou u mij een groot plezier willen doen?’
‘Wel jongen, dat weet je wel, niets liever dan dat.’
‘Of u dan morgen even met mij meerijdt naar Vierman, om kennis te maken met Constance.’
‘Maar Rob...!’
Haar hand, die een appel schilde, viel op het bord neer en over haar bril zag zij hem aan.
‘Is dat het verlangen van dat meisje?’
Robert kreeg een kleur; de toon, waarop zijn moeder sprak van zijn verloofde, hinderde hem, maar hij kon zich niet boos toonen, nu hij zulk een offer van de oude dame vergde.
‘Zij heeft er geen woord over gezegd....’
‘Haar moeder dan?’
‘Ook niet, maar mevrouw Vierman zei er iets van - dat zij niet hier aan huis konden komen, zonder dat u haar eerst was komen begroeten.’
Juffrouw Van Berken schilde door aan haar appel en eerst na een oogenblik zeide zij met doffe stem:
‘'t Is goed, Rob, ik ga morgen met je mee.’
Verrukt over zijn gemakkelijke overwinning en niet vermoedend, hoeveel dit besluit haar kostte, stond Robert op, omhelsde haar en zeide:
‘Wat is u toch een goeie, lieve moeder. O, u zal eens zien, wat Constance een engel is van zachtheid en lieftalligheid. Ik ben zeker, dat u ook veel, heel veel van haar zal houden.’
‘Ik hoop het van harte!’
‘Haar moeder - ziet u - is - is een beetje anders dan wij gewoon zijn - u moet er maar niet te veel op letten, wat zij zegt en doet....’
‘Ja, ik begrijp het, zij is van een heel andere komaf en opvoeding dan ik, en daarom voelt zij zich zoo ver boven ons verheven.’
De tranen stroomden uit de oude oogen en Rob, die niets zoozeer vreesde als een onaangenaam tooneel, kuste haar snel goeden nacht, en zeide:
‘Kom, moeder, maakt u zich maar geen zwaar hoofd, alles zal beter afloopen dan u denkt! Ik heb nog een boel schrijfwerk - wel te rusten!’
En weg was hij.
Dien avond bleef de oude juffrouw nog lang bidden voor het toekomstige geluk van haar zoon, dat haar hoe langer hoe meer met bangen twijfel en angstige zorg vervulde.