De eerste Nederlandsche electromobiel.
Het nieuwe vervoermiddel, dat algemeen de aandacht trekt, nl. de automobiel, door benzine motoren gedreven, is door de Nederlandsche Metaalwarenfabriek, Plantage, Amsterdam, tot een electromobiel verbeterd.
Ofschoon velen nog weifelen, durven wij de electromobielen beschouwen als de voertuigen der toekomst, in tegenstelling met de benzinewagens, die door hun geruisch, onaangename lucht en gevaarlijkheid met het oog op het ontplofbaar materiaal, een zoodanige bediening vereischen, dat slechts een geoefend deskundige in staat is, in alle eventualiteiten te voorzien. Ook is het gebruik van benzine een bezwaar bij grootere afstanden, want niet overal is benzine te verkrijgen. Wij noemen dit bezwaar, omdat het zoo dikwijls wordt aangehaald bij het gebruik van electrische wagens. In dit opzicht is dus het verschil minder groot, maar wanneer men het gebruik van rijtuigen zonder paarden totaliseert, hetgeen wij in de naaste toekomst verwachten, dan is men bij de electromobielen met één station reeds geholpen.
Het is misschien niet ondienstig, vooraf een denkbeeld te geven van de werking van een rijtuig, door electriciteit gedreven. Reeds vroeger is in dit tijdschrift melding gemaakt van het benzine-rijtuig in verschillende vormen. Evenals nu de benzine het werkzaam bestanddeel is bij die motor rijtuigen, is dat de electriciteit bij de electromobielen.
Voor zulk een rijtuig is alzoo benoodigd een batterij van accumulatoren, die genoeg electriciteit kan leveren om een electromotor in beweging te brengen. Deze electromotor bestaat uit twee gedeelten: de kern en de beankering, beide omwonden, en die door de werking van den electrischen stroom om elkaar draaien. Een dezer deelen is met een tandrad verbonden aan de achteras, waardoor deze aan het wentelen wordt gebracht, en door draaiing van de daaraan bevestigde wielen het rijtuig doet voortgaan. De daarbij los mede draaiende voorwielen dienen tot besturing. In zeer algemeene trekken is dit de werking van een electrisch rijtuig.
Zooals men uit bijgaande afbeelding kan zien, is de eerste electromobiel, die in Nederland geheel is vervaardigd, en dus een vrucht mag heeten van Nederlandsche industrie, een rijtuig in den vorm eener Victoria. De Franschen zouden het een voiturette noemen, en daar het niet groot van omvang is, biedt het plaats voor twee personen, waarvan de een het rijtuig bestuurt.
Wij zullen thans tot een wat meer gedetailleerde beschrijving van het rijtuig overgaan, en verdeden het daarbij in twee deelen, het boven- en het onderstel. Wij doen dit voornamelijk daarom, omdat men bij deze voertuigen gemakkelijk het rijtuig kan veranderen in een zomer- en een winterwagen, iets wat voor ons klimaat zeker van veel belang is; ook zou men bij het onderstel gemakkelijk verschillende vormen van wagens kunnen gebruiken.
Het bovenstel of de bak, die met een kap is overdekt, welke naar believen opgezet of neergelaten kan worden, bevat de electrische batterij. Deze wordt in het rijtuig geborgen in de ruimte onder de zitplaatsen, welke achteraan verlengd wordt door een uitstekenden achterbak, die met een draaienden deksel is voorzien, zoodat men bij het oplichten onmiddellijk de batterij kan overzien.
Die accumulatoren-batterij bestaat uit 38 cellen van het systeem Futmen, dat tegenwoordig veel gebruikt wordt, als een der beste bekend staat en in Frankrijk wordt vervaardigd. Die cellen bestaan uit ebonieten bakken, waarin zeven positieve en acht negatieve platen van lood met antimonium vermengd. Daarbij komt in de cel een zwavelzuurverbinding, waardoor men de batterij kan laden, als men die in verbinding brengt met de positieve en negatieve pool eener dynamo. De eenmaal opgehoopte electriciteit blijft dus aanwezig in de batterij en vermindert alleen bij het rijden.
Op den bodem van het rijtuig bevinden zich een paar knoppen, waarvan een voor de noodrem dient, en een voor het omkeeren der beweging van het rijtuig, b.v. van vooruitgaande tot achteruitgaande. Een Ampère-meter wijst het gebruik van de hoeveelheid stroom aan, een Volt-meter de spanning, terwijl twee electrische gloeilichten een sterk licht van 30 kaarsen vooruit werpen, en die, daar zij besloten zijn in opengewerkte nikkelen kelken, ook het voorgeschreven licht ter zijde uitstralen.
Als nu twee personen plaats genomen hebben, neemt de eene, die het rijtuig bestuurt, het handel om de richting te verzekeren, terwijl tusschen beide personen zich een klein handel bevindt, waarmee men de verschillende snelheden regelt. Rechts van den bestuurder zijn de handremmen aangebracht. Men kan met dit rijtuig stapvoets rijden, 5, 10 of 12 K.M. per uur afleggen, al naar believen. Voor wij echter verder gaan, zullen wij een beknopte verklaring geven van het onderstel, waar de eigenlijke werking plaats vindt. Het bestaat uit het zoogenaamde ‘frame’ of geraamte, den electromotor, de assen, wielen en remmen.
Het ‘frame’ is zoodanig ingericht, dat de voorwielen behalve in horizontale richting ook in verticale richting zich kunnen bewegen. Men heeft dit gedaan met het oog op den ongelijken weg, waardoor alzoo de beide wielen altijd den grond raken en het rijtuig beter steun vindt. De motor, die dicht bij de achteras is aangebracht, geeft, door den electrischen stroom bewogen, door middel van tandraderen, beweging aan de achteras. De aan de achteras stevig bevestigde wielen met tangentiaalspaken worden alzoo meegevoerd. Deze wielen zijn voorzien van pneumatische banden, omsloten door stevige gutta-percha buitenbanden. Deze buitenbanden zijn zoo sterk, dat, als eventueel een binnenband sprong, het rijtuig gerust zijn weg zou kunnen vervolgen op den buitenband, totdat men in staat was den band te verwisselen.
Aan de achteras bevindt zich nog een bijzondere inrichting, waardoor het rijtuig kort kan draaien. Wil men b.v. een scherpe bocht maken, dan werkt door deze inrichting automatisch de achteras zoodanig, dat de beide achterwielen in tegengestelden riching draaien. Bij het hernemen van den rechten gang herstelt zich deze beweging vanzelf.
De vooras heeft twee beweeglijke wielen met kogelassen, en men kan door middel van een parallel-beweging de beide evenwijdig loopende wielen een schuinen stand geven, doordien zij beide aan de achteras zijn bevestigd, door middel van pivots. Men kan hierdoor zoo zuiver mogelijk sturen, en het rijtuig als het ware op de plaats doen draaien.
Alleraardigst was dit waar te nemen, toen in Velox, een ruim vélodrome te Amsterdam, het rijtuig op een avond evoluties uitvoerde, achteruit reed, en zich in allerlei bochten bewoog, met snelle vaart op een groep personen aanreed, en juist bij die personen on middellijk een zwenking verrichtte. Men begrijpt, dat in een drukke straat zulk een gemakkelijke behandeling veel vóór heeft op de gewone wagens met paarden, die door hun lengte altijd veel onhandelbaarder zijn, en bij een opstopping zich niet zoo gemakkelijk verplaatsen.
Door het aanbrengen van goede veeren en de zachtdraaiende beweging van den motor, gevoelt men in het rijtuig gezeten niets van de onaangename schokken en trillingen, die eigen zijn aan de benzine-rijtuigen bij het aanzetten en het veranderen der snelheid.
Ieder, die maar eenige kennis heeft van het rijden van een wagen, kan dit rijtuig besturen, terwijl de besturing van benzine rijtuigen altijd een geoefend stoker vordert, om te kunnen optreden, als er iets aan het mechanisme hapert. Men ziet die rijtuigen dan ook menigmaal stilstaan om nagezien te worden. Hiervan heeft men bij een electrisch rijtuig geen last, en er zou heel wat moeten gebeuren, om de beweging onmogelijk te maken. Feitelijk behoeft daarvoor geen vrees te bestaan, als alles eenmaal in orde is en behoorlijk in orde wordt gehouden.
Een moeilijkheid, die Amsterdam oplevert, is de aanwezigheid van hooge bruggen, doch ook hier toont dit rijtuig weer zijn goede eigenschappen. Het bestijgen toch van zulk een brug levert geen moeite op, zooals de proeven bewezen.
Wij vergaten nog de werking aan te toonen van de hand- en voetremmen. De handrem werkt door middel van een hefboom, ter zijde der beide personen aangebracht. Hierdoor wordt de remschoen tegen het voorvlak der achterwielen gedrukt. De voetrem daarentegen wordt electrisch bewogen en spant een stalen band, die gelegd is om een schijf met hollen rand, op zijde vlak naast het achterwiel, tegen den naaf bevestigd.
Nog valt hier een bijzonderheid te vermelden. Als de bestuurder het rijtuig verlaat, heeft hij een eenvoudig middel om den stroom af te sluiten, waardoor het rijtuig geheel ongeschikt wordt gemaakt om bewogen te worden. Hij doet dit door middel van een kleine koperen schroef, die hij bij zich steekt, en bij het hervatten van den tocht weer op zijn plaats aanbrengt.