regeering had de noodige toestemming verleend tot het geven van onderwijs, zuster Mathia werd door den eerw. stichter tot overste aangesteld, en in 1823 werd de vereeniging door de hoogeerwaarde aartspriesters van Utrecht en Holland goedgekeurd. Aldus was het kleine boompje geplant, dat een halve eeuw later tot een statigen boom zou zijn opgegroeid, rijke vruchten van deugd en onderwijs en opvoeding voortbrengend voor geheel ons land.
Reeds in 1826 werd te Engelen bij 's Hertogenbosch het eerste succursaal huis der Congregatie van Amersfoort opgericht, in 1829 gevolgd door een tweede te Nijmegen, in 1830 door een derde te Zevenbergen.
Na dezen merkwaardigen voorspoed in de eerste jaren van haar bestaan, volgde voor de jeugdige Congregatie een tijdperk van stilstand, van moeielijkheden en beproevingen. Van 1830 tot 1840 werden geen nieuwe zusters aangenomen en velen traden uit de Congregatie. Het jaar 1840 bracht de lang gewenschte oplossing: de drie succursaal huizen werden door den stichter gescheiden van het Moederhuis te Amersfoort, dat voortaan een eigen, nieuwe Congregatie was, die eveneens tot hoogen bloei geraakte.
Van de drie huizen werd Engelen het Moederhuis (vandaar dat in den volksmond nog lang gesproken werd van de Zusters van Engelen) en de overste van Engelen, zuster Clara (Landman), werd tot algemeene overste benoemd. Na de afscheiding telde de Congregatie van de Zusters der H. Maagd, die den naam van Gezelschap Jesus, Maria, Jozef behield, twaalf zusters, over het Moederhuis en de beide huizen te Nijmegen en Zevenbergen verdeeld.
Nu breidde de Congregatie zich voortdurend uit en zag het aantal harer leden en het aantal huizen onafgebroken toenemen. Reeds in 1841 werd een succursaal huis opgericht te 's-Hertogenbosch, in 1844 een te Waalwijk, zoodat de Congregatie vijf huizen telde, toen op het einde van laatstgenoemd jaar Paus Gregorius XVI de zusters deelachtig maakte aan alle gunsten en voorrechten, ooit door den H. Stoel aan vereenigingen van godvruchtige vrouwen verleend, die zich volgens de regels harer instelling aan de opvoeding van jonge meisjes wijden.
In 1846 namen de zusters, op uitdrukkelijk verlangen van Mgr. Zwijsen, toen bisschop van Gerra i.p.i., een religieuze kleeding aan, wat tot dien tijd niet verplichtend, in het begin zelfs niet raadzaam geweest was.
Een bijzonder heuglijke gebeurtenis voor de Congregatie was het goedkeuren harer constitutiën en regelen door Z.H. Paus Pius IX den 7n Juli 1855. Deze groote gunst mocht de eerbiedwaardige stichter, pater Wolff, nog beleven, die twee jaar later, den 31n October 1857, in den ouderdom van ruim 78 jaar overleed. Een jaar te voren was zuster Clara als algemeene overste opgevolgd door zuster Adrienne (Pijpers), die in 1830 in de Congregatie was getreden en tot haar dood in 1875 de leiding der zich steeds uitbreidende vereeniging in handen had.
Was het aantal huizen in den loop der jaren belangrijk toegenomen, in 1862 vestigde de Congregatie voor het eerst een huis in het bisdom Haarlem, door toedoen van Z.D.H. Mgr. Wilmer, die een tijdlang als pastoor-deken van Den Bosch biechtvader der zusters van het Moederhuis te Engelen en van het succursaal huis te 's-Hertogenbosch was geweest en zoodoende de Congregatie had leeren kennen en waardeeren. Het eerste huis in het bisdom Haarlem werd opgericht te Rotterdam, na weinige jaren door andere huizen in dat diocees gevolgd.
Reeds in 1863 werd, op raad van Z.D.H. Mgr. Zwijsen, het plan gevormd, zoodra de omstandigheden het zouden toelaten, het Moederhuis van Engelen naar 's-Hertogenbosch te verplaatsen, doch het duurde nog tot 1868 alvorens een begin gemaakt werd met het bouwen van het nieuwe Moederhuis in de Postelstraat aldaar, op het terrein, waar vroeger het refugiehuis der abdij Postel, later een Capucijner klooster had gestaan.
In het voorjaar van 1871 werd het nieuwe gebouw door de zusters betrokken, en op den feestdag van den H. Aloysius kwamen de novicen uit het oude Moederhuis te Engelen naar het nieuwe Moederhuis over, spoedig gevolgd door de geprofeste zusters.
Den 29n Juli 1872 vierde de Congregatie haar gouden jubelfeest. Er was waarlijk reden tot feestvieren, want de goddelijke Voorzienigheid had het werk, door den eerw. pater Wolff ondernomen en door de zusters met zooveel toewijding gesteund en bevorderd, overvloedig gezegend. Op haar gouden feest telde de Congregatie 17 huizen met 355 zusters. Van de twaalf zusters, die men als de eerstelingen der Congregatie kan beschouwen, waren er bij het gouden feest nog zes in leven; onder dezen twee, die in 1819 door den eerw. pater Wolff naar België waren gezonden.
De verdere geschiedenis dezer zegenrijke vereeniging kan in een enkel woord worden samengevat: voortdurende, steeds toenemende bloei. Daarvan getuigen de talrijke nieuwe huizen, sedert 1872 in alle deelen van ons vaderland opgericht, de breede schaar van godvruchtige jongedochteren, die in de Congregatie wenschen opgenomen te worden, om den arbeid te deelen van haar, die de hitte van den dag hebben te dragen of deze reeds achter den rug hebben. Op het oogenblik telt de Congregatie 58 huizen met ongeveer 1200 zusters, terwijl zij sedert 1 Mei 1898 ook een afdeeling heeft te Tomohon in de Minahassa (Celebes).
Op den duur werd het Moederhuis te klein, wat met het oog op den snellen, merkwaardigen wasdom der Congregatie vooral in de laatste kwarteeuw, niemand zal verwonderen, die bedenkt, welk een uitgebreide administratie het bestuur van zulk een vereeniging meebrengt, en verder, dat het Moederhuis tevens noviciaat is en een bloeiende kweekschool voor onderwijzeressen bevat, terwijl aan honderden en honderden meisjes uit alle standen en klassen lager of meer uitgebreid lager onderwijs wordt gegeven.
Door de omstandigheden werd dus een splitsing noodzakelijk gemaakt, in dien zin, dat een nieuw klooster in de nabijheid van het bestaande (enkel door den tuin gescheiden) zou worden gebouwd, hetwelk Moederhuis zou worden en waarin het bestuur der Congregatie zou zijn gevestigd, benevens het noviciaat en de kweekschool voor onderwijzeressen. Het klooster in de Postelstraat zou een succursaal huis worden, waarin als tot dusver onderwijs aan de vrouwelijke jeugd zou worden gegeven.
De eerste steen van het nieuwe Moederhuis werd den 29n Juni 1897, den vijf-en-zeventigsten verjaardag van de oprichting der Congregatie, door de eerwaarde zuster Serafine, sedert 1875 algemeene overste, gelegd.
Het grondwerk leverde groote moeilijkheden op, daar de bodem, hoofdzakelijk veen, tot op een diepte van zes meter moest worden uitgegraven en met zuiver zand aangevuld, waarover een laag Portland cement beton werd gestort, waarop de verdere fondamenten rusten. Daarna kon aan den bouw geregeld worden voortgewerkt, zoodat vóór den winter van 1898 alle fondamenten tot aan den beganen grond gereed waren.
Daar de St.-Janssingel, waarop de voorgevel van het gebouw uitkomt, vrij wat hooger ligt dan de tuin tusschen het oude en het nieuwe klooster, werd vanzelf de gelegenheid geboden tot een gerieflijk sousterrein, waar zich de keukens, kelders, andere bergplaatsen enz. bevinden.
De kapel, in Gothischen stijl gebouwd, heeft een lengte van 30 meter bij een breedte van 13 en een hoogte van ongeveer 15 onder de steenen gewelven, terwijl de toren 59 meter hoog is. Het middelschip is 7 meter breed, de muren worden gedragen door gepolijste granieten kolommen. Boven de zijbeuken zijn eenvoudige kruisgewelfjes aangebracht, en het middelschip en priesterkoor zijn gedekt met gemetselde gekoppelde gewelven, die, evenals de graadbogen, gevoegd zijn. In het priesterkoor prijken reeds drie geschilderde ramen, voorstellende in het midden den kruisdood van Christus, aan den Evangeliekant de boodschap van den Engel Gabriël aan Maria en aan de Epistelzijde de kroning der H. Maagd in den Hemel. Deze ramen, keurig zoowel onder het opzicht van teekening als van kleuren en uitvoering, zijn afkomstig uit het atelier der firma Nicolas te Roermond en leveren het bewijs, dat de glasschilderkunst in ons land nog met goed gevolg beoefend wordt.
Vóór de kapel bevindt zich op den beganen grond de vestibule met hoofdingang. De vestibule is overdekt met negen steenen gemetselde gewelfjes zonder graden, die, zeer kunstig bewerkt, rusten op granieten kolommetjes. Verder zijn hier aan den linkerkant de vertrekken van den inwonenden rector, aan den rechterkant kamers voor het bestuur en het internaat der kweekschool gelegen.
Op de eerste verdieping zijn tevens verschillende lokalen voor onderwijs, spreekkamers enz., benevens een ziekenzaal, van waaruit men in de kapel kan zien, zoodat een zieke desnoods te bed de H. Diensten kan bijwonen. De volgende verdiepingen zijn grootendeels ingericht voor slaapgelegenheid en andere doeleinden als lingerie enz.
Het geheele gebouw is zeer solide gebouwd naar het ontwerp van den heer J.H. van Groenendael, architect te Amsterdam, en den 26n Juni jl. werd de kapel door Mgr. W. van de Ven, bisschop van 's-Hertogenbosch, plechtig ingewijd.
Stippen wij ten slotte nog aan, dat het nieuwe Moederhuis de naam is gegeven van Mariënburg, ter herinnering aan een klooster van dien naam, dat twee en een halve eeuw (van 1423 tot 1676) op dezelfde plek gestaan heeft. In laatstgenoemd jaar begonnen de Staten over de ledigstaande gebouwen te beschikken en hebben later het convent verkocht. De kloosterkerk bleef - zooals Schutjes in zijn Geschiedenis van het Bisdom 's-Hertogenbosch verhaalt - gespaard, maar werd tot een schuurkerk verlaagd en diende in dien vernederden toestand van 1684 tot 1693 tot uitoefening van den godsdienst voor de meeste katholieken van Den Bosch; later werd zij tot tuighuis gebezigd.
Besluiten wij onze korte schets met den wensch, dat de verdienstelijke Congregatie met hetzelfde gunstig gevolg als tot dusver haar zegenrijken arbeid - een waar apostolaat - moge voortzetten, tot heil van het katholieke Nederland, dat zeer veel aan haar verplicht is.