Bij de Platen.
Ingeregend. -
De lezer zal zich gemakkelijk kunnen indenken in de onaangename positie van den schilder, die, ijverig bezig een landschap naar de natuur op het doek te brengen, plotseling door een regenbui genoopt wordt zijn arbeid te onderbreken en onder het afdak van een boerenhoeve zijn toevlucht te nemen. Wien toch is het al niet eens overkomen, dat hij, uitgegaan met het heerlijke vooruitzicht, eens volop te genieten van de vrije natuur, zijn dag door het booze weer bedorven zag?
Dat kan een bittere teleurstelling zijn, vooral voor hem, die over maar weinig vrije dagen beschikt.
Voor den schilder is het intusschen nog erger; want het is mogelijk, dat de regen dagen lang aanhoudt, zoodat hij aan zijn schilderij niet vorderen kan, met het onaangenaam gevolg, dat de verven indrogen en hij dus over zijn arbeid, die zich al zoo goed liet aanzien, eenvoudig de kwast kan halen.
Te oordeelen naar het mismoedig gezicht van onzen schilder, heeft hij dat vooruitzicht voor oogen, en 't is hem niet kwalijk te nemen, dat dit hem allesbehalve prettig stemt. Hij moest eens weten, dat er achter zijn rug iemand staat, die hem nog in zijn ongeluk bespot.