de kleine Majesteit in Utrecht den eersten steen voor het nieuwe Universiteitsgebouw aldaar. De strenge, oude stad tooide zich met groen en bloemen, en ontgloeide in geestdrift op het gezicht van het onschuldige kind, dat hier de grondvesten zou leggen van het Huis, waarin de ernstigste wetenschap moest worden onderwezen.
Nog in diezelfde maand begaven zich moeder en dochter naar het Noorden, om Friesland en Groningen een bezoek te brengen.
Ook hier bracht zij de stijve, stugge Friezen uit de plooi; wie zou durven beweren dat Friesland niet koningsgezind was, als hij de rijk versierde hoofdstad zag, vol bloemen en dennengeuren? De gewone feestelijkheden: diners, vuurwerk, rijtoeren, bezoeken aan verschillende instellingen, illuminaties, aubades ontbraken niet, maar wat vooral een eigenaardigen stempel aan dit bezoek verleende, dat was de echt Friesche harddraverij, het nationale Friesche vermaak bij uitnemendheid.
Het glanspunt van dat feest was voorzeker het verschijnen van koningin Wilhelmina in Friesch costuum, bestaande uit jak en rok van lila kleur, boezelaar en halsdoekje van witte kant en op haar voorhoofd de gouden kap, haar door Friesche dames ten geschenke gegeven; behalve met dit oorijzer was het Koninginnetje versierd met allerlei kostbare gouden en juweelen sieraden. De hoofdnaald alleen bestond uit 120 diamanten. De opgewondenheid kende geen grenzen meer, toen het allerliefste kind in dit aan de Friezen zoo dierbare costuum, de prijzen uitreikte en vooral toen zij met haar ongekunstelde vriendelijkheid de overwinnende dieren op den hals klopte en zeide:
‘Je hebt het goed gemaakt, hoor!’
In Sneek woonden de Koninginnen een ander nationaal volksvermaak bij, een hardzeilerij, die ondanks het dreigende weer toch goed gelukte.
Een der treffendste bewijzen van de liefde, door het Koninginnetje opgewekt, spreekt uit het volgende trekje, dat zeker nog aandoenlijker is dan het luide gejuich en gejubel, dat overal haar verschijning begroette.
Wanneer des avonds de luidruchtige menigte op het Hofplein kwam, waar de hooge gasten logeerden, verstomde plotseling het rumoer, en men hoorde de monden fluisteren:
paleis te 's-gravenhage. - voorgevel.
‘Stil, de kleine Koningin slaapt.’
En zwijgend, stil, geruischloos stapte het volk voort, met geweld de uitingen van zijn vreugde bedwingend om het slapende kind niet te storen.
Ook in Groningen was de ontvangst even schitterend en liefdevol, maar waar zouden wij eindigen, indien wij alle blijde intochten van het koningskind wilden beschrijven?
Haar triomftocht hield zij door alle provinciën en de voornaamste steden van ons land. Menschen, die altijd iets te zeggen of te vitten hebben, keurden deze reizen af: de Koningin was te jong, te teer voor al deze vermoeienissen, men had moeten wachten tot zij ouder en sterker, tot zij regeerend Koningin was.
Dat deze bezoeken haar gezondheid en ontwikkeling niet geschaad hebben, is gelukkig door de uitkomst bewezen; en dat zij een bepaald voordeel geweest zijn èn voor ons land èn voor ons vorstenhuis is ook gebleken.
De band tusschen Koningin en natie zijn nauwer toegehaald niet alleen, veel geld is onder de menschen verspreid, maar voor alles het beeld van het kind-Koningin heeft zich diep in de harten harer onderdanen geprent. Later zal men, zoo God het wil, haar zien als lieftallige jonkvrouw, als volwassen statige Koningin; laten wij hopen dat ons volk haar nog zien zal evenals Koningin Victoria tot in hoogen ouderdom omringd door een bloeiend groot gezin; maar dan nog zullen ouden van dagen zich als een lieflijk visioen het lieftallige teere kind herinneren, dat eenmaal in de dagen hunner jeugd, de eentonigheid verstoorde in stille provinciesteden en hun verscheen in een aureool van bloemen, van licht, van muziek en klokkentonen.
't Is goed geweest dat zij door geheel ons land is gezien als lief, hulpeloos zwak meisje, in haar smetteloos, wit kleed van reine onschuld.
Veel werd in '92 door de Koninginnen gereisd; behalve een bezoek aan Haarlem en de opening van het Merwedekanaal, woonden