De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het prinsesje. Zij bloeide als een roosjen in vorstlijke gaard, Van alle de bloemen alleen nog gespaard; Zij was er de vreugde, de kostbaarste schat, De hoop van het Land, dat geen koning meer had. Zij was een Prinsesje, lieftallig en klein, Dat later, ja later Vorstinne zou zijn; Maar 't handje, zoo teeder, en 't hoofdje, zoo schoon, 't Was alles te klein nog voor schepter en kroon. 't Werd achttienmaal zomer, en nu was Ze groot, Een lelie gelijk, die zich heerlijk ontsloot. Men zong in den Lande haar schoonheid en deugd, En waar Ze verscheen, blonken tranen van vreugd. Daar staat reeds Heur trone, met bloemen bestrooid. Heel Nederland wacht Haar, in 't purper getooid. Het jubelt - Zij nadert, stijgt jublend ten troon En 't lieve Prinsesje draagt schepter en kroon! lustslot het loo. Vorige Volgende