De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 15
(1898)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 100]
| |
Prins Albert.
Prins Johann Georg. Prins Friedrich August. Prins Georg van Saksen. Prins Max. Aartshertogin Maria Josepha. Prinses Johann Georg. Prinses Mathilde. Prinses Fr. August, Prins Friedrich Christian. Prins Georg. de jonge. Aartshertog Max. Aartshertog Karl. PRINS GEORG VAN SAKSEN EN ZIJN GEZIN. | |
[pagina 101]
| |
nachtelijke aanval van torpedobooten op een vijandelijk eskader, naar de schilderij van leon hendrichs.
| |
[pagina 102]
| |
als van de overige Duitsche rijksvorsten mocht de grijze vorst met zijn beminde gemalin Carola dit dubbele jubilé beleven. Wij achten het niet ongepast, naar aanleiding dier feestelijkheid hier de portretten te geven van het koninklijk paar met een groep van hun naaste bloedverwanten en te gelijk een enkel woord te wijden aan dit Duitsche vorstenhuis, dat, ofschoon een protestantsch land regeerende, den katholieken godsdienst belijdt en, zooals men zich herinnert, in prins Max een zijner jongste telgen als priester aan de katholieke Kerk heeft geschonken. Het hoofd der koninklijke familie van Saksen is koning Albert, den 23en April 1828 te Dresden geboren. In 1854 kroonprins geworden, onderscheidde hij zich tijdens de oorlogen van 1864 tot '71 door buitengewone veldheerstalenten. Beroemd is de terugtocht der Saksische troepen onder zijn leiding na den slag bij Königgrätz, en in den Fransch-Duitschen oorlog had hij herhaaldelijk gelegenheid zijn beleid en dapperheid te toonen, van den bloedigen slag op de velden van Metz en de bestorming van het versterkte dorp St.-Privat af tot de insluiting der trotsche Seinestad toe, toen binnen haar muren de burgerkrijg woedde en haar schoonste bouwwerken in de asch legde. Van alle zijden gewerden den jongen held dan ook de hoogste militaire eerbewijzen. Als bevelhebber van een legerkorps trok hij ten oorlog, en als veldmaarschalk, generaal-inspecteur en drager van het grootkruis van het IJzeren Kruis, dat buiten hem niemand meer bezit, keerde hij huiswaarts, begroet door den jubel van het heele Saksische en Duitsche volk, door dichters als held en overwinnaar gevierd. Dat is nu zeven en twintig jaar geleden. Kleiner en kleiner wordt de schaar der oud-strijders, die de Duitschers in 1870 en '71 ter zege gevoerd hebben, zoodat dit voor Duitschland onvergetelijke tijdvak nog bijna alleen belichaamd is in koning Albert, toenmaals opperbevelhebber van het na den slag bij Gravelotte-St. Privat nieuwgevormde vierde Duitsche leger, dat zich door zijn overwinningen aan de Maas grooten krijgsroem won. De troepen van het leger, bestaande uit de Saksen, de Pruisische garde en het IVe legerkorps, alsmede twee ruiterafdeelingen, rekenden het zich tot eer onder zijn bevelen te staan, en de ridderlijke, eenvoudig rechtschapen en menschlievende kroonprins van Saksen bleef hun genegenheid en vereering genieten tot op den huidigen dag. De officieren van het Maasleger, die onder hem gestaan hadden, vereerden hem na afloop van den veldtocht een maarschalkstaf, en toen de vorst in October 1893 het vijftigjarig jubilé van zijn militairen dienst vierde, toen verscheen niet alleen de tegenwoordige Duitsche keizer Wilhelm II aan de spits der gezamenlijke bevelvoerende generaals van het Duitsche leger in het slot te Dresden om den overwinnaar van St.-Privat en Beaumont te huldigen en hem een kostbaren, met briljanten versierden maarschalkstaf te overhandigen, maar ook de soldaten van het Maasleger ontbraken niet onder de aanbieders van gelukwenschadressen. Maar hoe schitterend ook de wapenfeiten mogen zijn, waardoor koning Albert zijn naam onsterfelijk heeft gemaakt zoolang de geschiedenis van den Fransch-Duitschen veldtocht gewagen zal, voor het Saksische volk heeft hij toch als vredevorst nog grooter verdiensten. Zijn vijf-en-twintigjarige regeering heeft het bloeiende land tot een hoogen trap van ontwikkeling opgevoerd. Hij besteeg den troon in 1873 als een gerijpt, ervaren man in de volle kracht des levens en gelouterd door allerlei ingrijpende lotswisselingen, die hij met zijn schrander, vlijtig en bedrijvig volk had meegemaakt. Gelijk hij te voren zijn troepen in het veld aanvoerde, zoo ging hij nu zijn volk voor in alle werken des vredes, en de hervormingen en verbeteringen, welke onder zijn regeering in Saksen tot stand kwamen, verzekeren hem een eereplaats in de geschiedenis der Saksische vorsten. Het Saksische legerkorps is onder zijn regeering niet alleen het sterkste in het geheele Duitsche rijksleger geworden, maar moet ook tot de best geoefende gerekend worden. De aanvoerder en opleider der Saksische troepen was natuurlijk op de eerste plaats koning Albert zelf, die van zijn jongelingsjaren af tot aan zijn troonsbestijging toe met en onder soldaten leefde en werkte. De Dresdener soldatenstad in het noorden van zijn residentie, die den naam des konings draagt, heeft in heel het Duitsche rijk haars gelijke niet.
koningin carola van saksen.
Het spoorwegnet, dat het koninkrijk overspant, wordt van jaar tot jaar meer uitgebreid en bevordert het verkeer op een wijze als nauwelijks elders in Duitschland wordt aangetroffen. De Saksische financiën zijn van ouds beroemd. Bosch- en landbouw, nijverheid en kunstambacht verheugen zich in toenemenden bloei; de Saksische scholen mogen voortreffelijk genoemd worden en hebben reeds talrijke vermaarde mannen gevormd. Voor kunsten en wetenschappen zijn onder koning Alberts regeering waarlijk trotsche instellingen in het leven geroepen; en de menschlievende stichtingen, die vooral door koningin Carola met grooten ijver bevorderd worden, verdienen evenzeer een eervolle vermelding. In het koninkrijk Saksen blijft geen blind, geen doofstom kind zonder onderwijs en opleiding. Ten slotte mag ook niet vergeten worden dat de Saksische residentiestad Dresden onder aanmoediging des konings in de laatste jaren een machtige vlucht heeft genomen en door gestadige verbeteringen en verfraaiingen meer en meer beantwoordt aan de eischen, die haar geographische ligging en de behoeften van den nieuweren tijd haar stellen. Ook de steden Leipzig en Chemnitz zijn onder koning Alberts regeering tot hooge ontwikkeling gekomen, om van de talrijke andere gemeenten, die zich in gelijken bloei verheugen, nog niet eens te spreken. Sedert 1853 is koning Albert gehuwd met Carola, prinses van Holstein-Gottorp-Wasa, in 1833 op het slot Schönbrunn bij Weenen geboren. Koningin Carola toonde zich een rechte landsmoeder en de armen en de noodlijdenden van het koninkrijk weten van haar altijd geopende hand, van haar teer medelijdend hart te verhalen. Zij stichtte na den veldtocht van 1866, waarbij zich de behoefte aan organisatie der verpleging van zieke en gewonde soldaten dringend had doen gevoelen, in September het Albert-Verein tot het genoemde doel. Het ziekenhuis te Dresden, dat haar naam draagt, en het toevluchtsoord voor gebrekkigen, door haar in het leven geroepen, zijn evenzeer bewijzen van haar menschlievende werkzaamheid. Haar verdiensten voor de armen en de verpleging der gewonden in oorlogstijd werden door haar gemaal op echt militair Duitsche wijze geëerd, namelijk door haar benoeming tot chef van het tweede Saksische regiment huzaren. Ter gelegenheid van het vijf-en-twintigjarig bestaan van het Albert-Verein stelde hij in 1892 bovendien de Carola-medaille in voor verdiensten van werkdadige naastenliefde. De eerste Duitsche keizer uit het huis Hohenzollern eerde de zegenrijke werkzaamheid der koningin van Saksen door aan een pantserkorvet der Duitsche marine haar naam te geven.
koning albert van saksen.
De echt van het Saksische koningspaar bleef, helaas, kinderloos; daarentegen is de in 1832 geboren jongere broer van koning Albert, de generaal-veldmaarschalk prins Georg, sedert lange jaren aanvoerder van het Saksische leger, de stamvader geworden van een nieuwen bloeienden tak van het huis Wettin. Zijn gemalin, de infante Maria Anna van Portugal, met wie hij in 1859 gehuwd is, doch die hem in 1884 is ontvallen, schonk hem in een bijna vijf-en-twintigjarigen echt vier dochters en vier zonen. De eerste beide dochters stierven op jeugdigen leeftijd, de beide andere leven nog: prinses Mathilde, geboren in 1863, leeft ongehuwd in het huis haars vaders; prinses Maria Josepha, geboren in 1867, is sedert het jaar 1886 gehuwd met aartshertog Otto van Oostenrijk, wien zij twee zonen geschonken heeft: aartshertog Karel, geboren in 1887, en aartshertog Max, geboren in 1895. Van de vier zonen van prins Georg van Saksen is de oudste prins Friedrich August, | |
[pagina 103]
| |
geboren in 1865, sedert 1891 gehuwd met aartshertogin Louise van Oostenrijk-Toscane, die het Saksische koningshuis weer met drie telgen verrijkt heeft. Het zijn prins Georg de jongere, prins Friedrich Christian en prins Ernst Heinrich. De tweede zoon van prins Georg, prins Johann Georg, werd in 1869 geboren en huwde in 1894 met hertogin Maria Isabella van Wurtemberg. Deze echt is kinderloos gebleven. Prins Max is de tweede zoon van prins Georg. Hij werd geboren, terwijl zijn vader met de Saksische troepen voor Parijs in het veld was, den 17en November 1870; zijn voornaamste doopgetuige was de latere keizer Wilhelm I. De prins, wiens portret wij in den 30en jaargang gegeven hebben, is sinds 1896 katholiek priester en bestuurt tegenwoordig de stads-kapelanie St. Walpurgis in de Beiersche stad Eichstatt. Het aantrekkelijk familietafereel op blz. 100 vertoont den jeugdigen priester te midden van zijn vorstelijke verwanten. De laatste zoon van prins Georg is prins Albert, die in 1875 geboren werd. Zooals uit bovenstaande meedeelingen blijkt is de Saksische koningsfamilie nauw verwant met het Oostenrijksche keizershuis evenals met de koninklijke familie van Wurtemberg; zoo is ze ook vermaagschapt met het in Beieren regeerende huis Wittelsbach en het Italiaansche koningspaar. De moeder van koning Albert, Amalia, was namelijk een Beiersche prinses, en een zuster des konings, prinses Sophie, was de eerste gemalin van prins Karl Theodor van Beieren. De verwantschap met de Italiaansche kroon ontstond door de huidige koningin Margherita, die een dochter is van de hertogin Elisabeth van Genua, de laatste nog levende zuster des konings van Saksen. |
|