[Nummer 10]
Mgr. Johann Baptist von Anzer,
Bisschop van Zuid-Sjantong en de missiën in China.
De jongste staatkundige gebeurtenissen in het verre Oosten van Azië hebben een katholiek missionaris, den apostolischen vicaris en bisschop van Zuid-Sjantong, Mgr. Johann Baptist von Anzer bijzonder op den voorgrond geplaatst.
De christelijke missiewerkzaamheid in die landen dagteekent niet uit de laatste tientallen jaren. Aan de namen van een H. Franciscus Xaverius, van een pater Mattheus Ricci en een pater Adam Schall uit Keulen, knoopen zich herinneringen vast van de schitterendste bekeeringen in de zestiende en zeventiende eeuw. De Chineesche keizers uit het huis Ming hadden reeds, met het oog op den wetenschappelijken arbeid en de groote verdiensten dier missionnarissen op het gebied van sterrenkunde en techniek, aan de missiën bijzondere gunsten bewezen. Hieraan had de val van het huis Ming, dat in 1644 voor het huis Mandsjoe moest wijken, althans onder de eerste keizers van laatstgenoemde dynastie, over het geheel niets veranderd. Eerst in de vorige eeuw begonnen onder keizer Jongtsjing (van 1722 tot 1735) de Christenvervolgingen in het rijk van het Midden, en die hebben tot in den jongsten tijd zonder noemenswaardige onderbreking voortgeduurd. Zelfs de oorlogen, om die reden door Frankrijk en Engeland met China gevoerd, en de ten gevolge daarvan gesloten verdragen hebben evenmin als de bevelschriften der inlandsche regeering daarin verbetering kunnen brengen. Zoo was ook het protectoraat van Frankrijk over de Chineesche missiën, vooral sinds de nederlagen van het jaar '70, ontoereikend gebleken.
Mgr. Anzer nu, wiens organiseerende werkzaamheid in het hem toevertrouwde missiegebied reeds veel heeft tot stand gebracht, heeft in 1890 een stap gedaan, waarvoor zoowel de missie als zijn vaderland hem grooten dank verschuldigd is: hij stelde namelijk de missie onder de bescherming van het Duitsche Rijk.
Mgr. Von Anzer is den 16en Mei 1851 te Weinried in de Beiersche Bovenpalts geboren. Zijn studiën maakte hij met goed gevolg aan het gymnasium te Metten, de hoogere studiën aan het lyceum te Regensburg. Onmiddellijk na voleinding zijner studiën sloot de jonge Anzer zich aan bij den lateren generaal-superior der missie-congregatie van het Goddelijk Woord, den eerwaarden heer Arnold Janssen, die den 8en September 1875 het eerste missiehuis te Steyl geopend had. Den 16en Augustus 1876 werd hij te Utrecht tot priester gewijd, en na eenige jaren van nadere voorbereiding op zijn toekomstigen werkkring, vertrok hij in Maart 1879 naar China. Zijn eerste werkzaamheid vond hij te Hongkong in de leiding van het seminarie aldaar, waarmee hij ook het onderwijs in de wijsbegeerte en godgeleerdheid verbond; bovendien had hij ook de zielzorg voor de ziekenhuizen der kolonie waar te nemen.
In het jaar 1880 bestonden er in China 27 apostolische vicariaten, die Paus Leo XIII in vijf gebieden had ingedeeld. Het zeer uitgestrekte vicariaat Zuid-Sjantong werd door Mgr. Cosi van de orde der Franciscanen bestuurd. Tot dezen begaf zich in Mei 1880 Mgr. Anzer om met hem over de verdeeling van zijn groot missiegebied en toewijzing van het afgescheiden deel aan het missiehuis van Steyl te onderhandelen. Mgr. Cosi stond de drie zuidelijke prefecturen (Foe) af en benoemde daarover Mgr. Anzer tot zijn generaal-vicaris.
mgr. johann baptist von anzer, bisschop van zuid-sjantong,
in Chineesche hofkleeding.
Het nieuwe missiegebied, waarheen Mgr. Anzer den 18en Januari 1882 in gezelschap van een Chineeschen knaap vertrok, bevatte onder ongeveer acht millioen zielen slechts 158 Christenen, die in het dorp Pocoli in het uiterste Noordwesten woonden. De christengemeenten, die voor twee eeuwen in de steden Jen-tsjo-foe en Tsi-ming-tsjo gebloeid hadden en waarvoor Spaansche missionnarissen zelfs kerken gebouwd hadden, waren sinds lang in den loop der latere vervolgingen verwoest.
Het met den naam Zuid-Sjantong aangeduide missiegebied van Mgr. Anzer is in tweeërlei opzicht bekend of liever berucht. Het zuidwestelijk deel, de prefectuur Tsau-tsjo-foe, is een groot roovergebied, het brandpunt van staatkundig-godsdienstige sekten, die het heerschende vorstenhuis der Mandsjoe's omverwerpen en een andere dynastie vestigen willen. Mocht een krachtig leider deze oproerige elementen weten te vereenigen, dan zou dit voor den Chineeschen staat een groot gevaar worden. Omdat nu de Christenen zich voor hun oproerige denkbeelden niet ontvankelijk toonen, zijn zij het Christendom vijandig.
Hierbij komt nog een historische eigenaardigheid. In het midden van Zuid-Sjantong ligt namelijk het voormalige rijk Loe, waar Kong-foe-tse (Confucius), die langen tijd eerste minister was, geboren en begraven is. De hoofdstad van dat rijk was Jen-tsjo-foe. Daar stond ook de wieg van den tweeden grooten man van China den wijsgeer Mong-tse (Mentius). Om deze beide ‘heiligen’ wordt het rijk Loe het ‘heilige land’ van China genoemd. Bij Jentsjo-foe leeft nog de rechtsreeksche afstammeling van Confucius, terwijl de stad Tsjo-Lien nog een naneef van Mentius kan aanwijzen. Uit eerbied voor den ouden Confucius wordt de stamhouder nog tegenwoordig ‘de heilige’ genoemd; op hem en de stad Jen-tsjo-foe zijn nog altijd de oogen gericht der geleerden van het heele rijk, omdat van hier de beschaving van China, dat is voor hen van de wereld, is uitgegaan en omdat Jen-tsjo-foe de wieg van den godsdienst der geleerden is. Daarom juist was het zoo moeilijk, hier het Christendom wortel te doen schieten.
Toen in 1882 de generaal-vicaris Mgr. Anzer van Mgr. Cosi afscheid nam, zei deze hem: ‘In dit gebied kan zich geen Europeaan ophouden; als gij er heen gaat, dan hebt ge binnen acht dagen geen hoofd meer op de schouders.’
In het dorp Poeoli, de eenige missiestatie die Mgr. Anzer aantrof, was de woning van den missionaris aanvankelijk een ezelstal. Thans bestaat daar een groote inrichting met twee weezenscholen voor een 200tal kinderen; daarnaast heeft men een schrijnwerkerij, een schoenmakerij en een boerderij met duizend morgen gronds, twee oude-mannen- en vrouwenhuizen voor 70 verpleegden, een klein seminarie met 20 kweekelingen, een Chineesche hoogere school met 30 studenten en vijf volksscholen. Op een onderzoekingsreis, in het voorjaar van 1882 ondernomen, werd Mgr. Anzer door een volksmenigte,