telijke lezing komt inderdaad tot ons, gelijk de frissche jonge maagd onzer gravure, met den hartveroverenden glimlach om de lippen, met vriendelijk uitlokkende oogen, met de hand op het hart ten bewijze van haar reine bedoelingen, van haar edel, belangeloos streven.
Op het voorbeeld van den goddelijken Meester, die de scharen aan zijn lippen boeide door onderhoudende gelijkenissen en leerzaam stichtende verhalen, verdiept zij zich niet in afgetrokken bespiegelingen, maar tracht te spreken tot de verbeelding.
Gelijk de christelijke kunst, zonder rechtstreeks te leeraren of te preeken, alleen door de treffende tooneelen, die zij ons voor de oogen weet te tooveren, de weldadigste uitwerking oefent op geest en gemoed van den beschouwer, zoo poogt ook de welbegrepen christelijke lectuur heilzame indrukken bij den lezer te weeg te brengen door zijne verbeelding aangenaam bezig te houden met afwisselende en boeiende tafereelen.
Zij betoogt of preekt niet; zij geeft wat de Franschen noemen la morale en action, de zedenleer in sprekende voorbeelden, wetende dat leeringen wekken, maar voorbeelden trekken.
In dien geest heeft de Belgische Illustratie steeds hare taak opgevat: onderhoudende Zondagslectuur te leveren voor het katholieke Nederlandsche volk. Door haar verhalen, haar novellen, haar afwisselende vertellingen heeft zij ongezocht pogen bij te dragen tot verbreiding der goede beginselen, tot veredeling van geest en hart, tot ontwikkeling van het karakter. En zelfs waar ze niets anders schijnt te beoogen dan den lezer eenige genoeglijke oogenblikken te verschaffen, daar nòg doet ze een goed werk, daar onschuldige uitspanning den geest verfrischt en bewaart voor gevaarlijke afleiding.
Veertien jaren lang heeft zij getracht, zich naar beste vermogen van die taak te kwijten, gesteund door schrijvers, die bestendig de aandacht van het katholieke volk wisten te boeien, en aangemoedigd door het lezend publiek, dat haar streven toonde te waardeeren.
Ook voor het vervolg op dien onmisbaren steun rekenend en vertrouwend op den zegen van Boven over het goede werk, treedt zij den vijftienden jaargang in met den welgemeenden groet op de lippen: den lezer heil!