De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 14
(1897)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 361]
| |
[Nummer 46] | |
De ‘Rotterdam.’I.No. 43 van den vorigen jaargang der Belgische Illustratie bood ons het afbeeldsel van de Potosi, het grootste zeilschip der wereld, bij dezen wordt den lezers te aanschouwen gegeven het grootste stoomschip van Nederland: de Rotterdam. De Rotterdam is de nieuwste stoomer der Holland-Amerika-lijn, of zooals 't vroeger heette: Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij, welke een vaste verbinding (ongeveer tweemaal per week) onderhoudt tusschen Holland en Amerika.
de ‘rotterdam.’
Deze Maatschappij werd opgericht in 1872 als commanditaire vennootschap door de heeren Plate, Reuchlin & Co. Gedurende eenigen tijd had ze te kampen met allerlei wederwaardigheden en het hoofd te bieden aan geweldige concurrentie - dat drukkend euvel onzes tijdsmaar in de laatste jaren tot bloei en wasdom komend, mag zij nu als Naamlooze Vennootschap gerekend worden als de grootste van alle soortgelijke ondernemingen op den Nederlandschen bodem. Te danken vooral is dit aan de uitnemende leiding en onverpoosde toewijding harer directeuren, de heeren J.V. Wierdsma en Jhr. O. Reuchlin. Diep ingrijpend, vooral in de laatste twee jaren, zijn de veranderingen - alle verbeteringen - die plaats hadden. De kleinere stoomschepen, type Zaandam en Dubbeldam, werden uit de vaart gebracht en onderhandelingen aangeknoopt met eene Engelsche firma, aan welke de bouw der Transatlantische stoomers schier immer wordt toebetrouwd, zoodat er behalve de reeds geregeld varende Rotterdam, op den huidigen oogenblik nog twee schepen op stapel staan, beide de Rotterdam nog overtreffende, nl. de Statendam en de Rijndam, respectievelijk metende 515 en 550 Eng. voeten en als inhoud hebbende 10.400 en 12.000 ton.Ga naar voetnoot1 Behalve in grootte en enkele kleine wijzigingen, zal de inrichting der drie zusterschepen geheel dezelfde wezen. Eene eigenaardigheid is het, dat de namen van alle stoomschepen dezer Maatschappij eindigen op dam. Vandaar in Amerika de benaming Dam-line, Zoo hebben we de Spaarndam, die tot nu toe als het fraaiste en grootste stoomschip gold; Veendam en Maasdam, twee uitmuntende loopers; Obdam met geheel nieuwe machines; verder Amsterdam, Werkendam en Edam, waarmede voor twee jaren de welgeslaagde (hulde den Directeuren!) excursie is geschied naar Kiel, ter gelegenheid van de groote vlootrevue aldaar. Nu hebben we ons slechts bezig te houden met de Rotterdam. Een trotsch gezicht dat reuzenschip, domineerende alle andere stoom- en zeilschepen - en ze zijn talrijk - invarend de ruime haven van Neerlands eerste havenstad. Een geruststellend gezicht die kolos voor degenen, die voornemens zijn er mede te reizen: tegen hem immers zullen zich breken de golven des oceaans, op hem geen vat hebben de stormende winden. Hoewel niet onder de snelstvarende kan het zeer zeker onder de fraaiste en meest comfortabel ingerichte schepen worden gerekend der wereld. 't Hoofdduizelt als we hooren van eene snelheid van ruim 22 mijlGa naar voetnoot1 in het uur, welke bij den proeftocht bereikt werd door Campania en Lueania, twee reuzenstoomers der Cunardline, die moeder Engeland met hare niet meer volgzame dochter verbindt; eene snelheid, welke (Honni soit qui mal y pense) onze torpedobooten bijna beschaamtGa naar voetnoot2. De vaart van de Rotterdam bedraagt 15 à 16 mijl in het uur, welke door geen der vroegere schepen van de Holland - Amerika-lijn werd verkregen, zoodat de overtocht van de stad Rotterdam naar New-York in circa 9 dagen zal geschieden. Twee stel, geheel van elkaar afgescheiden, machines (triple expansiesysteem) ontwikkelen 5800 paardenkracht en brengen in beweging twee schroeven, zich om wentelend 77 maal in de minuut. Bouwmeesters zijn geweest de heeren Harland en Wolff, die uitgebreide scheepswerven bezitten te Belfast. Om een denkbeeld te geven van de ontzettende werkkracht, die daar op de werf wordt ontwikkeld, diene: toen het grootste stoomschip van heel Holland te gelijk met tien andere schepen op stapel stond, was het met één uitzondering van alle elf het kleinste. De heer J.L. Edixhoven was door de directie belact, bij den bouw te Belfast het toezicht op de machines te houden; en hoe deze kundige 1e machinist zich gekweten heeft van zijn taak, moge blijken uit het feit, dat hij nu weder sedert verscheidene maanden in Engeland vertoeft om tegenwoordig te zijn bij 't bouwen van de machines voor de Statendam. De geheele lengte van de Rotterdam bedraagt 470 Engelsche voeten bij 53 breedte en 42 holte; en daar een Engelsche voet gelijk staat met ruim 30 cM, zoo is de geheele bootlengte der Rotterdam 142 meter. De lengte der parochie-kerk, gelegen aan het Stieltjes-plein (Feijenoord), waar de katholieke landverhuizers hunne godsdienstplichten komen vervullen, bedraagt slechts een derde van de lengte der Rotterdam. Maar om den lezer een juister denkbeeld te geven van hare lengte, maken wij gebruik van de aanschouwelijke maat, ons door het dagblad De Scheepvaart welwillend verstrekt.
bootdek.
Wij plaatsen, op het voorbeeld van dat blad, de boot Rotterdam op zijn achtersteven overeind tegen drie van de hoogste gebouwen van Holland, den Domtoren te Utrecht, den Wes- | |
[pagina 362]
| |
tertoren te Amsterdam en den St.-Laurenstoren van Rotterdam. Vergelijkt men nu, door middel van de daarnaast aangegeven schaal, de hoogte dier torens met de lengte van de boot, dan bevindt men dat de Rotterdam meer dan tweemaal zoo lang is als de groote toren van Rotterdam hoog is, terwijl ze de hoogte van den Domtoren te Utrecht nog met de helft te boven gaat.
wandeldek.
De uitmuntend geslaagde afbeelding ‘Hoofddek’ gunt ons een kijkje op de commandobrug van den kapitein en op de vier laadboomen aan den voorsten mast, welke dienen om de verschillende goederen in het ruim of de bergplaats te laden en te lossen. In het geheel zijn er op het stoomschip zestien laadboomen aanwezig, terwijl er nog een bijzondere machine is (graanelevator) om het losse graan, dat in groote hoeveelheden uit Amerika wordt ingevoerd, op een gemakkelijke wijze te laden en te lossen. Vóór het zware luik, dat de opening van het ruim bedekt, ziet men op de afbeelding verscheidene raderen en wielen; deze zijn de stoomlieren, welke gebruikt worden om het laden en lossen vlugger en geregelder te doen plaats vinden. De ronde uitbouw aan den mast - ‘kraaiennest’ geheeten - is de plaats van den matroos, die gedurende de vaart op den uitkijk staan moet. Onnoodig te zeggen, dat van alle postjes en baantjes aan [b]oord, dit het minst begeerde en - laat ik er bijvoegen - ook minst benijdenswaardige is, vooral als regen en hagel het gelaat geeselen, en loeiend en bulderend de stormwind in de ooren giert. De ‘promenade- of wandeldekken’ van de Rotterdam hebben een voor schepen ongehoorde ruimte van 10,000 vierk. Eng. voeten, en doen onwillekeurig de gedachte oprijzen, dat weldra de fiets een zeer gewilde en begeerde uitspanning zal zijn ‘op het water’; dat door de pasagiers wedstrijden zullen worden gehouden, en er een bijzondere wacht zal worden aangesteld om buitelende en van haar fiets vallende dames te helpen. Nu... dìt is zeker, dat vervallen zal op de stoombooten een van de grootste grieven, welke tegen het dames-wielrijden worden ingebracht. 'Dààr ten minste zal er niet onder lijden het huishouden, dat even geregeld met of zonder fietsen gaan zal, als de machines het schip in beweging zetten.
de lengte der ‘rotterdam’ vergeleken met de hoogte van enkele torens.
Evenredig aan de grootsche afmetingen van het schip is ook de bemanning, welke voltallig circa 140 man bedraagt, het geheel onder het commando van kapitein F.H. Bonjer. 't Is den passagiers een gerustheid, dat een zóó koen en bevaren zeeman het bevel voert. Nog versch immers in 't geheugen ligt de viering van zijn 100e reis als kapitein in dienst van de Amerikaansche lijn volbracht, en de standaardvlag, hem toen als een bijzonder onderscheidingsteeken door de directie vereerd, wappert nu fier en lustig aan den hoogen mast der Rotterdam. Nog zij hier vermeld, dat hij de onderscheidingsteekenen draagt van luit. ter zee 1e klasse bij de kon. marine-reserve. Het bestuur over de machinekamer - waarin 5 enorme ketels - is toevertrouwd aan E.H.J. Savenije, die mede in 't betoonen van beleid en kunde zijn sporen reeds lang verdiend heeft. Door het werven en aanstellen van een uitgelezen bemanning toont de Maatschappij, hoe bezorgd zij is voor de veiligheid dergenen, die zich aan haar booten toevertrouwen. Mede blijkt dit uit de voorzorgsmaatregelen - alle van de nieuwste vinding - tegen mogelijke ongelukken. Aan boord zijn 14 reddingbooten, waarvan de stoelen volgens eigen bijzonder systeem der Holland-Amerika-lijn zóó zijn ingericht, dat de sloepen in 1 ½ minuut tijds buiten boord, aan zij van het schip kunnen worden gebracht. Van de snelheid, waarmede deze reddingbooten (één daarvan ziet men op de plaat ‘Hoofddek’ in de davids hangen) te water worden gelaten, is bij onverhoedsche rampen de redding van tal van menschenlevens afhankelijk, en 't is dus alleszins te prijzen, dat bij iedere vaart naar en van Amerika sloepoefeningen worden gehouden om èn de bemanning nòg meer met het bedienen der sloepen vertrouwd te maken, èn bij mogelijk onheil een paniek onder de opvarenden te voorkomen. Daarenboven zijn er zoovele zwem- of reddinggordels op goed gekozen plaatsen voorhanden, als er zich personen aan boord bevinden. Zulk een reddinggordel doet men aan eenigszins bij wijze van vest, en de draagkracht en het uithoudingsvermogen er van is zoo sterk, dat men geruimen tijd op het water drijvende kan blijven. Ook zijn er reddinggordels van een ander systeem, die men met koorden of touwen om het lichaam bevestigt en die uit een breeden kurken gordel bestaan. Mede zijn er verscheidene reddingsboeien aanwezig, gelijk men er één op het ‘wandeldek’ ziet hangen, welke dienen om den drenkelingen toegeworpen te worden. Beschermd door zulk een gordel, kon een drenkeling - uit wiens eigen mond ik het vernam - in een duisteren killen Novembernacht van halftien tot halfeen op 't water drijvende blijven, tot na lang zoeken een reddende sloep hem opnam en verkleumd van koude en uitgeput van vermoeienis binnenhaalde. Zeer zeker is het niet de geringste verdienste der Mij., dat zulke bijzondere voorzorgen voor de veiligheid der opvarenden worden genomen. Want hoe liefelijk en aanlokkend een kalme zee zich kan voordoen, als hare oppervlakte door het zachte windje slechts even wordt gerimpeld; hoe verrukkelijk het is bij den nachtelijken hemel op te zien - wakend droomend - naar het met sterren bezaaide firmament; terwijl het stoomschip, vóór zich opstuwt het schuimende water, en achter zich laat een blank spoor.... toch blijft zij altoos onze trouwelooze vijandin die zee, welke óók dartelend en stoeiend met de zonnestralen, de lijkwâ is van zoo menig lichaam, diep, diep onder hare golven bedolven.... (Wordt vervolgd.) |
|