Oproeping.
Aan de nieuwgebouwde school te Scharreldonk wordt gevraagd een onderwijzer, in het bezit van de akte van den 2en rang. Kennis van de Portugeesche taal zal tot aanbeveling strekken. Stukken vóór den 1en Mei in te zenden bij den burgemeester.
Deze oproeping bracht grooten indruk te weeg in de onderwijswereld, want had de vereischte bekwaamheid betrekking gehad op het Fransch, desnoods op Duitsch of Engelsen, dan was alles nog in den gewonen regel gebleven, maar nu er van Portugeesch sprake was, begreep men er heelemaal niets van.
Er waren dan ook maar vier meesters - buiten De Bas, die door meester Klinker ingelicht was - welke aan den wedstrijd wilden deelnemen. Niet, dat een van hen met de vreemde taal op de hoogte was, maar zij hoopten in stilte, dat geen van de mededingers daarvan meer wisten dan zij zelf.
Een paar dagen later kwam de schoolopziener zeer geagiteerd bij meester Klinker in school en pakte dezen zenuwachtig bij zijn bovenste knoopsgat.
‘Mijn waarde heer,’ zei hij, ‘wat heeft de gemeenteraad nu in het hoofd gekregen? Dat gij op deze manier meester De Bas wilt benoemen, is uw recht, maar wie zal in de goede genadigheid het examen afnemen? Ik zelf wil gaarne bekennen, dat ik geen Portugeesch van Maleisch kan onderscheiden.’
‘O!’ antwoordde meester Klinker, ‘als gij het goedvindt, mijnheer, wil ik mij daar wel mee belasten.’
‘Wat!’ viel de ander uit, ‘kent gij Portugeesch ook al?’
‘Och,’ hernam meester Klinker, ‘ik heb er eens wat in geliefhebberd, en het examen behoeft niet te zwaar te zijn. Ik denk, dat het wel lukken zal.’
En de schoolopziener drukte hem met bewondering de hand en verliet met verlicht gemoed de school en het dorp. En de roem van meester Klinker verbreidde zich ver in den omtrek en zijn collega's beschouwden hem met ontzag als de eersten van hun gild. Ja, meester Plakker verklaarde met opgewondenheid, dat hij een duivekatersche kerel was, die van alle markten thuis was.
Nu is het een feit, dat meester Klinker even weinig van het Portugeesch kende als een snoek van koorddansen, maar indertijd had hij onder een verzameling oude boeken, die hij in massa gekocht had, een deeltje van de gedichten gevonden van Camoëns, en hierop en op de onbekendheid van alle anderen met deze taal, bouwde hij met volkomen gerustheid zijn plannen.
Heb ik den lezer niet gezegd, dat de meester wel eens den schalk uithing?
Een paar weken later had het gewichtig feit op Scharreldonk plaats.
De school had zoo ongeveer hetzelfde voorkomen, als ik vroeger reeds beschreven heb bij het examen van meester Klinker zelf. De vijf candidaten zaten eveneens op de banken over hun werk te zweeten, maar de onderzoekers en de gewone toeschouwers uit het dorp waren aangevuld door zeker tien hoofdonderwijzers uit den omtrek en van verre, die juist vacantie hadden en getuige wilden zijn van de éénige gebeurtenis op schoolgebied, die nu plaats vond. Een weinigje jaloezie en heel veel nieuwsgierigheid, hoe meester Klinker het er af zou brengen, had hen hier ook wel toe gedreven.
De gewone vragen waren zoowat afgeloopen en de schoolopziener vroeg met een gewichtige stem, of een van de heeren ook kon voldoen aan den laatsten eisch, in de oproeping vermeld, en proeven van bekwaamheid wenschte af te leggen van zijn kennis van het Portugeesch.
Allen zwegen en alleen meester De Bas stond op en maakte een bescheiden buiging.
‘Mijnheer De Bas,’ hernam de schoolopziener, ‘wees dan zoo goed en zet u aan dit tafeltje. Mijnheer Klinker, wilt gij u even met het onderzoek belasten?’
Kalm en waardig zette meester Klinker zich achter het tafeltje; zijn vroegere ondermeester nam tegenover hem plaats, de schoolopziener ging als zoogenaamde dwarskijker tusschen hen beiden zitten en alle anderen drongen zich om deze groep en spitsten in groote verwachting hun ooren.
‘Mijnheer De Bas,’ begon meester Klinker, en hij haalde het bewuste boekje te voorschijn, ‘gij zult zeker dit werkje wel kennen.’
‘Ja mijnheer,’ was het antwoord, ‘dit is de Luisiade van den dichter Camoëns.’
‘Heel goed,’ hernam de examinator, en hij sloeg op goed geluk af het boekje open, ‘begin dan maar eens even hier te lezen.’
Meester De Bas begon en las de vreemde verzen met smaak en gevoel en zoo vlot, of het zijn moedertaal was.
De heer Klinker knikte nu en dan goedkeurend met het hoofd, of bukte zich een enkele maal voorover, alsof hij niet volkomen zeker was, dat de candidaat precies las wat er stond. Ja, een enkele maal verzocht hij hem, zekeren regel nog eens over te lezen en daarbij op te letten, of hij de eerste maal den klemtoon wel volkomen juist had gelegd.
En meester De Bas speelde in alle eer en deugd zijn rol in deze kleine comedie en deed wat hem gezegd werd.
‘Flink zoo,’ zei meester Klinker, toen de ander een regel of twaalf gelezen had. ‘De uitspraak van dezen heer is zeer goed,’ richtte hij zich tot den schoolopziener. ‘Wilt ge deze regels nu eens in het Hollandsch vertalen?’
Meester De Bas deed zoo en zijn ondervrager toonde zich opnieuw zeer voldaan.
‘Wil u nu eens het werkwoord “beminnen” in het Portugeesch vervoegen,’ klonk het verder.
Onze meester glimlachte even verstolen en dreunde het werkwoord op in alle tijden, en een gemompel van bewondering klonk door het lokaal, hetwelk deels de bekwaamheid van den candidaat, deels de kennis en tact van den examinator gold.
‘En nu,’ vroeg de heer Klinker tot slot, ‘vertaal u mij eens even dezen zin: Gisterenmorgen heb ik dien jongen moeten bestraffen, omdat hij traag was geweest; maar dezen dag heeft hij een belooning verdiend, want hij heeft uitstekend gewerkt.’
De vertaling rolde De Bas uit den mond of de woorden knikkers waren en meester Klinker verklaarde, dat hij hierop niets aan te merken had.
‘In welken naamval staat “dien jongen” in het Hollandsch?’ vroeg hij nu nog, als om de kroon op alles te zetten.
‘In den vierden.’
‘En in den Portugeeschen zin?’
‘In den vijfden,’ liet meester De Bas onmiddellijk volgen, die meende, dat hij zich ook wel een kleine aardigheid ko veroorloven.
‘Hoeveel naamvallen zijn er dan in die taal?’
‘Zes: de 1e, 2e, 3e, 4e, 5e en 6e naamval.’
‘Uitstekend!’
En meester Klinker verklaarde nogmaals, dat hij hoogst voldaan was en eindigde hiermee de proef. En de schoolopziener was uitermate in zijn schik met dezen afloop van het examen, en in de oogen van alle anderen omgaf een krans van wetenschap de hoofden van de meesters Klinker en De Bas.
De uitslag was nu niet twijfelachtig meer. Een week later was meester De Bas met algemeene stemmen benoemd, want de heer Krimmel was uit ergernis niet bij de raadsvergadering aanwezig. En nog drie weken daarna trok hij in het nieuwe schoolhuis, voorloopig met zijn zuster Lina als huishoudster, en in den nazomer van het gezegende jaar '49 trad hij met zijn uitverkorene Marie in het huwelijksbootje.
Wel voelde de oude heer Snuffels zich nog eenigermate teleurgesteld, dat hij slechts een bovenmeester tot schoonzoon kreeg, maar de voorspraak van den ouden baron ruimde de laatste bedenkingen uit den weg. En toen deze als zijn stellige overtuiging te kennen gaf, dat een man van de bekwaamheden van meester De Bas het wel verder zou brengen in de wereld, gaf hij met blij gemoed zijn toestemming en vaderlijken zegen en liet op zijn kosten het schoolhuis zoo keurig netjes meubileeren, dat ieder in het dorp een gat in de lucht sloeg van bewondering.
En nu de bruiloft! Neen, ik waag mij niet aan de beschrijving daarvan!
Geheel Scharreldonk was dien dag in rep en roer. Met de fraaiste koets en het beste span paarden van het kasteel reed het bruidspaar naar de kerk en niemand minder dan de oude baron en jonker Karel (die hiertoe speciaal was overgekomen) waren getuigen bij het huwelijk. Meester De Bas zwom in zaligheid en zijn bruidje zag er van top tot teen uit als een heerlijk rozeknopje. De groote zaal van ‘de Zwaan’ was prachtig versierd met groen en bloemen, en de oudste inwoners van het dorp konden zich niet herinneren, dat moeder Pil ooit zoo heerlijk had gekookt en gebraden, als op dien dag. Het kermismaal was er niets bij. Natuurlijk was ook oom De Wilde met vrouw en kinderen tegenwoordig; even natuurlijk was ook de knappe jonge houtvester uitgenoodigd en het natuurlijkste van al was, dat deze 's avonds met niemand anders wilde dansen dan met Lina. Op den terugweg van de kerk klonken van alle kanten schoten ter eere