's Middags om twaalf uur verkondigde de losbranding van het geschut en het klokgelui van alle kerken der stad dat de koningin haar paleis verliet.
De koloniën gingen het moederland voor in die processie, waarin zich al de macht en grootheid der Britsche monarchie ontplooide. Geleid door een vroolijke kleine compagnie van de koninklijke ruitergarde, kwamen eerst huzaren en dragonders uit Canada, vervolgens lansiers uit Nieuw-Zuid-Wales, ruiterij uit Victoria, verder de contingenten van Nieuw-Zeeland en Queensland, een groep van Maoris niet te vergeten. Dan volgden Zaptiehs met de Turksche fez op het hoofd, ruiterij uit Rhodesia, troepen uit Natal en Zuid-Australië, en eindelijk de schilderachtigste van al de koloniale groepen, een bonte troep voetvolk, prachtig om aan te zien, bestaande uit Chineezen van Hongkong, Maleiers uit Singapoer, Dajakkers, Singaleezen, Hoessas, Westindische regimenten, negers uit Britsch Guyana en donkergekleurde krijgers van Trinidad.
Nadat dit koloniale gedeelte van den stoet zelf een schitterend schouwspel had opgeleverd, zou het op zijn beurt een nog prachtiger stoet aanschouwen. Men had namelijk de kolonialen wat laten vooruitgaan, opdat zij zich rondom de St.-Paulskerk konden opstellen, ten einde daar de vorstelijke en andere hooge personen te kunnen zien voorbijtrekken. Op die manier kon ook de koningin ze zien en zoodoende op dien buitengewoon drukken dag nog in het voorbijgaan een korte wapenschouwing houden over al de troepen van haar onmetelijk gebied.
Eerst kwamen nu afdeelingen van de verschillende Engelsche wapens, voorop een kapitein met vier man van het tweede regiment lijfgarde, dan zes marinekanonnen met ‘blauwbuizen.’ Dan volgde cavalerie, dragonders met hun muziekkorpsen, batterij op batterij van de koninklijke bereden artillerie, escadrons en muziekkorpsen van huzaren en lansiers. Achter dezen reed de hertog van Westminster als lord-luitenant van Londen, de staf van het leger bestaande uit drie veldmaarschalken en drie hoofdofficieren, dan een kleine stoet, rijdend in groepjes van drieën, bestaande uit dienstdoende heeren, zoo Engelschen als vreemdelingen, verder militaire attaché's, een deputatie van Indische officieren enz.
Nu kwamen de afgezanten van de verschillende mogendheden, waarvan maar drie te paard, namelijk die van Korea, Hawaï en Roemenië; al de overigen in koninklijke rijtuigen, vier in ieder rijtuig, tot het vijfde en laatste rijtuig kwam met de buitengewone gezanten van Frankrijk, Spanje en de Vereenigde Staten, welke laatste te midden der dragers van schitterende pronkgewa den sterk afstak door zijn gewoon zwart avondcostuum.
Nu kwam koets op koets met beambten van het koninklijk huis en eindelijk Hunne Koninklijke Hoogheden zelf, te beginnen met prinses Ena van Battenberg, In het twaalfde rijtuig zat de hertogin van Teck, in het laatste keizerin Frederik, die het meest van al de kinderen der koningin op haar gelijkt en dan ook zoo de algemeene aandacht trok, dat de gevierde schoonheid der prinses van Napels er zelfs door vergeten werd.
Daarna begonnen de mannen te paard opnieuw, de hertog van Fife, de markies van Lorne, wiens herinnering aan een val bij het vorig jubilé hem ditmaal hoogst voorzichtig maakte, de hertog van Teck, de vorst van Bulgarije, de grootvorst Cyrillus van Rusland, prins Karel van Denemarken, de hertog van Oporto, de kroonprins van Zweden, prins Ruprecht van Beieren, vertegenwoordigende de oudere linie van het huis Stuart, de kroonprins van Siam, de hertog van York, de prinsen Hendrik en Albert van Pruisen, grootvorst Sergius van Rusland, de prins van Napels, aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije en de groothertog van Hessen.
Het geleide van Indische ruiterij brak hier voor een oogenblik de rij der hooge persoonlijkheden, ofschoon niet de schilderachtige opeenvolging, en daarop verscheen lord Wolseley, de opperbevelhebber.
Ten laatste had de opklimming haar toppunt bereikt en op ieders lippen kwam de kreet, die aankondigde: ‘de koningin!’ Hare Majesteit boog de menigte toe uit haar rijtuig, getrokken door acht prachtig opgetuigde schimmels; tegenover haar zat prinses Helena en de prinses van Wales, terwijl ter zijde en achter het rijtuig reden de prins van Wales, de hertog van Cambridge en de hertog van Connaught. Achter het rijtuig volgde de koninklijke standaard, gedragen door een officier te paard.
Van het Buckingham-paleis af, den heelen weg tot aan de kathedraal van St. Paul, alzoo door Piccadilly, St. James's street, langs Strand en Fleetstreet, alle tot onkenbaar wordens toe op het rijkst versierd, reed de koningin te midden van dien oogverblindenden stoet, onder het heerlijkste weer en begroet door de toejuichingen van haar volk. Zij was gekleed in zwart satijn met gitten geborduurd en droeg op het hoofd een zwart kapsel met wit afgezet.
Bij Temple Bar werd de koningin begroet door den lord-mayor, de sheriffs en de verdere stedelijke autoriteiten, die zich daarop bij den stoet aansloten. Deze zette zijn weg voort naar de St.-Paulskerk. Onder de portiek van het trotsche gebouw was een groote estrade opgeslagen, waar de aartsbisschop van Kantelberg, de bisschop van Londen en verdere grootwaardigheidbekleeders der Anglicaansche Kerk, allen in plechtgewaad, de koningin opwachtten om haar met gezangen en zegenbeden te ontvangen.
Gedurende deze godsdienstige plechtigheid bleef de koningin in haar rijtuig gezeten, omgeven door zulk een menigte toeschouwers als zich misschien nooit heeft verzameld in de schaduw van het grootsche kerkgebouw, - schoon er op dat oogenblik weinig schaduw was.
Daarop trok de stoet, onder het gezang van een nationaal lied, eenstemmig door de menigte aangeheven, naar de City, ging over de Londenbrug de Theems over en keerde over de Westminster-brug naar het Buckingham-paleis terug, waar de hoogbejaarde vorstin uitrustte van de werkelijk niet lichte taak, de hulde te ontvangen van ongeveer twee millioenen van haar volk, tot hetwelk zij in den morgen de boodschap gericht had: ‘Van harte dank ik mijn bemind volk. Moge God het zegenen!’
Nauwelijks was de schemering over de stad neergedaald of overal ontvlamden de schitterende illuminaties, die evenals de overige feestelijkheden van het jubilé alles overtroffen wat de reuzenstad aan de Theems ooit heeft gezien.
Den volgenden dag had de luisterrijke feestvoorstelling plaats in den schouwburg van Covent-Garden, versierd met een bloementooi, waartoe honderdduizend rozen en tienduizend orchideeën waren gebruikt. Van de tien loges eerste rang tegenover het tooneel had men één groote koninginneloge gemaakt, behangen met witte zij, met goud afgezet, in den stijl Lodewijk XVI, en door een ontzaglijke bloemenkroon gedekt. Rondom den prins en de prinses van Wales waren de andere leden der koninklijke familie gezeten met de vreemde vorsten en gasten.
Nadat het God save the Queen was uitgevoerd, werden enkele fragmenten uit opera's ten gehoore gebracht.
Een heel ander schouwspel dan de pracht en praal der beide eerste dagen van het jubilé bood de 24e Juni aan. Dit was de dag der armen, wien op alle pleinen der hoofdstad feestmalen werden aangeboden.
Als het waar is, dat niet minder dan driehonderdduizend gasten daaraan deelnamen, dan is dit cijfer wel de eenige donkere vlek in den glans van het schitterende jubilé. Hoe verbleekt al de pracht en rijkdom in die dagen ten toon gespreid, bij de gedach e aan die schare van driehonderdduizend ongelukkigen, die in gewone tijden misschien niet te eten hebben!
De prins en de prinses van Wales hebben verscheidene dier malen in de open lucht met hun tegenwoordigheid vereerd; zoo verschenen zij ook bij het maal der scholen voor verwaarloosde kinderen, dat in het Volkspaleis gehouden werd. Onze gravure geeft de feestzaal te zien op het oogenblik dat de hooge bezoekers van de estrade onder het orgel neerdalen om zich te mengen onder die ongelukkige kinderen des volks, die ditmaal althans in staat waren gesteld van harte in te stemmen met het gejubel, dat van het eene tot het andere eind van het Vereenigd Koninkrijk weergalmde.