Wie is er? -
Hier hebben we zoo'n juffertje naar den laatsten smaak, dat ondertusschen allesbehalve van boerenafkomst blijkt. De deftige omgeving, waarin wij haar verrassen en waarin ze blijkbaar volkomen thuishoort, wettigt het vermoeden dat we een jonge dame voor ons hebben uit den eersten stand.
Wat voor merkwaardigs zij toch wel zien mag aan dien hoed, daar naast een paar heerenposteerd; de anderen zitten op hun gemak op de banken langs den muur; zij hebben de geweren in het rek en de helmen in het raamkozijn gezet, en hetzij blootshoofds, hetzij met de lichte muts gedekt, zien zij gemoedelijk de bedrijvigheid van gaanden en komenden aan.
De bezoekers, die zich op onze gravure aanmelden, hebben blijkbaar geen plan bij Zijne Heiligheid op audiëntie te gaan. Te oordeelen naar hun kleeding, komen zij hier als eenvoudige toeristen om de museums en kunstverzamelingen te bezichtigen, waaraan het Vaticaan zoo rijk is en die op bepaalde tijden voor bezoekers worden opengesteld.
Aan den dienstdoenden officier van de wacht hebben zij eenvoudig hun toegangskaart te toonen en welwillend wijst deze hun verder den weg in den doolhof van breede trappen, gangen en binnenplaatsen.
Door de openstaande bronzen deuren naar buiten ziende, merken wij een bejaard geestelijke op, die bij het bestijgen der trap den sleep van zijn toog in de hand neemt en beleefd den hoed licht voor den schildwacht. Waarschijnlijk komt de eerbiedwaardige man wel voor andere doeleinden dan de bezichtiging der kunstschatten, en al gaat hij niet juist op audiëntie bij den H. Vader, kan hij toch wel een der vele prelaten, die in het Vaticaan wonen, hebben te bezoeken.
Verderop onderscheiden wij de trotsche colonnade, die het St.-Pietersplein omzoomt en, ofschoon grauw van ouderdom, hier toch schelwit afsteekt tegen den helderen hemel.
Zij, die het voorrecht hebben gehad, zelf het Vaticaan te betreden, zullen erkennen dat de kunstenaar van ons tafereel de schilderachtige bedrijvigheid aan den ingang getrouw en levendig heeft weergegeven.