Aan den Lezer.
Namen wij de vorige week onder beleefde dankbetuiging afscheid van de tienduizenden lezers, die ons gedurende den afgeloopen dertienden jaargang met welwillende belangstelling hadden gevolgd, thans komen wij hen weer vriendelijk uitnoodigen, met ons den veertienden jaargang in te treden.
De inhoud van dit eerste nummer kan hun alvast doen zien, dat wij met nieuwen moed onze taak weer opvatten en ons als vanouds beijveren, elk wat wils te geven.
Gemakkelijk is dat zeker niet, want de smaken loopen dikwijls schrikkelijk uiteen, en toch durven wij ons vleien oud en jong, arm en rijk, geleerd en ongeleerd beurtelings iets van hunnen zin te bieden, nu eens in de platen, een andermaal weer in de lezing. De een zal meer genoegen vinden in de onderhoudende novellen en boeiende verhalen, de ander zich liever verdiepen in de bevattelijke opstellen op meer wetenschappelijk gebied, zooals er in dit eerste nummer al een wordt aangetroffen. Het jonge volkje kijkt natuurlijk het eerst naar de keurige zoowel als naar de kluchtige platen.
Zoo vinden alle leden van het huis gezin 'beurtelings in onze Illustratie aangename verpoozing en leering, die hen terughoudt elders een soms minder onschuldige ontspanning te zoeken.
Daarom durven wij alle huisvaders en huisn oeders aanraden, hun gezin het genot niet te onthouden, dat een abonnement op de Illustratie tegen een betrekkelijk gering offer in geld geregeld verschaft. Lezen en prenten zien wil in den tegenwoordigen tijd iedereen, maar er zijn zooveel boeken en illustraties, die, hoe onschuldig ze zich soms voordoen, allerminst in ieders handen kunnen komen, dat de ouders niet voorzichtig genoeg kunnen toezien op de tijdschriften, die zij in hun huis toelaten.
Van de Illustratie nu - dat getuigt eene zoo lange ondervinding - hebben zij niet alleen geen gevaar te duchten, maar onschuldige ontspanning, waarlijk gezond voedsel voor hart en geest te verwachten.
Vertrouwende dat ons pogen, gelijk tot dusver, door het Vlaamsche volk gewaardeerd en gesteund zal worden, openen wij dezen veertienden jaargang met een welgemeend:
hollandsch boerinnetje, naar de schilderij van von hösslin.