Siena en zijne hoofdkerk.
Zeer ten onrechte wordt het gastvrije Siena, boven welks poort men het gulle opschrift leest: ‘Wijd opent u Siena zijn hart’ (cor magis tibi Sena pandit) door de meeste toeristen in Italië overgeslagen. Want maar weinige steden van het Apennijnsche schiereiland kunnen, wat ligging en kunstschatten aanbelangt, zich met Siena meten; en misschien heeft geen andere het karakter der Italiaansche middeleeuwen zoo trouw bewaard. Een wandeling door de straten der stille plattelandsstad, die vroeger een machtige republiek was, met Florence wedijverde en tweehonderd duizend inwoners telde (thans tot twintig duizend geslonken) verplaatst ons in een andere wereld.
Enge, kronkelige straten, rechts en links paleis aan paleis, bijna alle in den Italiaansch-gothischen stijl. Wel ergert ons ook hier de dwaasheid der moderne Italianen, die de namen der oude straten veranderen om de helden der revolutie, Garibaldi, Cavour en Victor Emmanuel te verheerlijken. Gelijk bijna overal, zelfs in de armzaligste plaatsjes, heet ook in Siena de hoofdstraat via Cavour en is het marktplein, het oude eerwaardige Campo, als piazza Vittore Emmanuele gedoopt. Maar men vergeet die hinderlijke namen spoedig, als men het middelpunt der stad betreedt, omgeven met gekanteelde paleizen en door het volk nog algemeen Campo genoemd. Dit reeds door Dante vermelde plein heeft den vorm van een schelpsgewijze uitgeholden halven kring; men heeft het met de arena van een antieken schouwburg vergeleken.
Het is stil en eenzaam op het zonnige plein; alleen in het midden bij de beroemde stadsfontein, Fonte Gaja genoemd, heerscht een beetje leven. Het prachtige halfverheven beeldwerk, waarmee Jacopo della Quercia de fontein sierde, is in den laatsten tijd door copieën vervangen, terwijl de erg beschadigde oorspronkelijke stukken in het dommuseum geborgen werden. In het midden ziet men de H. Maagd, omgeven van acht christelijke deugden, verder twee vlakke beeldvoorstellingen: de schepping van den mensch en de verdrijving uit het paradijs.
Het Campo diende in de tijden der republiek voor het houden der groote volksvergaderingen en het vieren van feesten. Thans is het eenzaam; alleen op den 18en Augustus van ieder jaar, als wanneer de beroemde wedrennen (il Palio) plaats hebben, heerscht hier groote bedrijvigheid.
Aan de zuidzijde van het marktplein, van waar de verschillende stadswijken zich straalsgewijze over de aaneenliggende heuvels uitstrekken, verheft zich het raadhuis (palazzo pubblico) een prachtig gothisch gebouw van baksteen, dat tusschen 1289 en 1309 werd opgetrokken, met een breeden gevel en een slanken toren ter zijde; voor den laatste staat een kleine kapel, door de stad opgericht ter voldoening eener gelofte, tijdens het pestjaar 1348 afgelegd.
Wie den toren beklimt, ziet de moeite van het beklauteren eener donkere, bijna eindelooze wenteltrap rijk beloond: de heele stad, die als een koningin troont op een heuvelkam, ligt met haar muren, kerken, paleizen en torens voor hem. Heerlijk is ook de aanblik van het omringende landschap, dat de woorden in herinnering brengt, waarmee Enea Silvio Piccolomini (de latere Paus Pius II) zijn geboortestreek schildert. Zacht golvende heuvelen, oofttuinen en wijngaarden (colles clementer elevati, aut domesticis arboribus vitibusque consiti).
Niet minder dan het natuurgenot, hetwelk men op den torentrans hoog in de lucht smaakt, is het kunstgenot, dat de bezichtiging van het inwendige van het gebouw oplevert. Hier is men geheel in de middeleeuwen verplaatst en kan nagaan hoe de geest van geloof dien grooten tijd en al zijn scheppingen doordrong. Gelijk op de buitenzijde van het raadhuis met groote gouden letters de naam Jesus prijkt, zoo is het ook in de wereldberoemde raadhuiszaal, Sala delle Balestre genoemd.
De ongeveer 50 voet breede hoofdwand wordt geheel ingenomen door het fresco van Simone Martini, voorstellende de tronende Madonna omgeven van heiligen, waaronder de patronen der stad. Alle kenners zijn het er over eens, dat in weinig schilderijen de zieletrek en de teere voornaamheid der school van Siena zoo zuiver en licht naar voren treden als in dit grootsche fresco. De ideale schoonheid der H. Maagd is voor ieder, die het gezien heeft, onvergetelijk. Uit de kinderlijk ongekunstelde, deels berijmde opschriften blijkt dat het werk in het jaar 1315 ontstaan is.
Op den tegenovergestelden wand vinden wij historische voorstellingen, namelijk het prachtige ruiterbeeld van Siena's beroemden veldheer Guidoccio Fogliano de Ricci, op den achtergrond een landschap met middeleeuwsche burchten en een versterkt legerkamp. Onmiddellijk aan de raadzaal grenzend, alleen door een rijk ingelegd schot daarvan gescheiden, bevindt zich de raadhuiskapel, die Taddeo Bartoli in het begin van de vijftiende eeuw beschilderde. Het is ongemeen teekenend voor den diepen godsdienstzin van het middeleeuwsch gemeentewezen, dat raadzaal en kapel bijna één ruimte vormen.
Achter de raadzaal is de Vredezaal, aldus genoemd naar de bekende allegorische figuur van den vrede in de frescoschilderingen van Ambrogio Lorenzetti, die haar wanden bedekken. Deze tusschen 1337 en '39 uitgevoerde schilderingen zijn van groote beteekenis voor het juist verstand der middeleeuwsche allegorie en symboliek. Op den eersten wand wordt het goede bestuur geschilderd. Is hier de symboliek ongetwijfeld overdreven, men wordt er ruimschoots voor schadeloos gesteld door de prachtige figuren van de eendracht en den vrede, kunstscheppingen van den eersten rang. Van het hoofd der eendracht zegt een bevoegd kunstrechter dat het hooge majesteit met zielvolle aanminnigheid vereenigt op een wijze, welker wedergade in de middeleeuwen moeilijk te vinden is.
Belangwekkend is ook de reeks portretten in den optocht van de voornaamsten der stad.
Op den tweeden wand ziet men de gevolgen van een goed stadsbestuur. Op den derden als tegenstelling de uitwerking van een slechte regeering. De laatste tafereelen zijn grootendeels vernield, de eerste van bijzonder gewicht wegens het genre-karakter der voorstellingen. Er zou geen einde aan komen, wilden wij al de kunstschatten opnoemen, die het paleis nog bovendien bevat. Alleen maken wij nog melding van een zaal, waarin de portretten der achttien Pausen en een en veertig kardinalen hangen, die Siena voor de Kerk opleverde.
De oostzijde van het marktplein wordt door het paleis Piccolomini ingenomen. Dit kolossale, in het laatst der vijftiende eeuw opgerichte gebouw bergt sedert 1859 het groote staatsarchief, misschien het belangrijkste van geheel Italië en ook voor den gewonen leek heel merkwaardig om te bezichtigen. Men vindt er namelijk handschriften van beroemde Pausen als Pius II en Leo X, benevens kostbare miniaturen onder glas ten toon gesteld. In een der kasten vindt men de uiteengespreide bladen van een commentaar op Dante's Divina Commedia, door een tijdgenoot geschreven.
Van de markt is de weg niet ver naar het huis der bekende Heilige, die de grootste roem harer vaderstad geworden is. Catharina Benincasa, de eenvoudige dochter van een verver (het bedrijf van verver en looier wordt nog heden in den omtrek van het huis druk beoefend) is een der wondervolste verschijningen in de wereldgeschiedenis. Als engel der armen naar lichaam en geest, als heldhaftige ziekenverpleegster tijdens de pest en als machtige boetpreekster oefende zij een onberekenbaren