Bij de Platen.
St. Nicolaas heeft goed gereden. -
Die morgen van den zesden December is dan een heerlijkheid voor de kleinen, wier hart al weken lang van verwachting geklopt heeft, ‘wie de koek krijgt, wie de roede.’
Moge die gard dezen of genen onverbiêlijken bengel in de laatste dagen al eens dreigend voor oogen zijn gehouden, op den St.-Nicolaasmorgen valt het toch gewoonlijk mee: in plaats van de gevreesde roede vindt ook de stoutste deugniet wat lekkers in zijn schoen.
En wat een voorrecht, als men niet enkel thuis de komst van den goedgeefschen Sint te verwachten heeft, maar ook nog bij dezen of genen oom of tante zijn schoen mag gaan zetten! Dáár is nooit voor een gard te vreezen, maar toont St. Nicolaas zich uitsluitend van zijn vriendelijken kant. Dat hebben de twee kleuters op ons aardig tafereeltje alweer ondervonden.
Ze hebben hun klomp mogen zetten bij grootmoeder, die in dat groote, ouderwetsche huis woont. En St. Nicolaas heeft daar prachtig voor hen gereden. Voor den kleinen Jan een paard met een zweep, voor zijn zusje Marietje een mooi dik prentenboek vol gekleurde prentjes en aardige versjes om van buiten te leeren, en dan nog koek en suikergoed en lekkere appelen, die grootmoeder netjes voor haar in een hengelmandje heeft gepakt.
Of ze dus in de wolken zijn! Maartje, de meid, die de kinderen heeft uitgelaten, heeft schik in hun opgetogen blijdschap en ziet ze met voldoening over de onderdeur na.
Het verkleumde hondje, dat tegen de deur krabt, komt ook vragen of er voor hem niets te halen is. Maar St. Nicolaas rijdt niet voor de hondjes, zegt Marietje; dat doet hij alleen voor de zoete kinderen.