Bij de Platen.
De berenkuil te Bern. -
Men weet dat in verscheidene steden het gebruik bestaat, van de dieren, die in heraldieken vorm in het stadswapen voorkomen, ook een paar levende, natuurlijke exemplaren te onderhouden en ten toon te stellen.
Zoo kan men in Den Haag, in de zoogenaamde Vischbanken (de groote zeevischmarkt) geregeld een paar kolossale ooievaars deftig zien rondstappen, als droegen zij het bewustzijn met zich om, dat zij eigenlijk de meest geëerde burgers der residentie kunnen heeten, wijl niemand met hen de eer mag deelen dat zijn beeltenis in het stadswapen prijkt.
Evenzoo ziet men te Rome in het plantsoen vóór het Capitool een ijzeren kooi, waarin een wolvenfamilie huist ter gedachtenis aan de wolvin, die Romulus en Remus, de stichters der stad, zou gezoogd hebben.
De Zwitsersche hoofdstad nu, die niet alleen een beer in haar wapen voert, maar bovendien aan dit dier haar naam te danken heeft, bewijst haar erkentelijkheid hiervoor door gestadig een berenfamilie gevangen te houden in een ronden, gemetselden put, waar de oolijke Bruintjes in hun logge bewegingen tot vermaak strekken van de voorbijgangers.
Op onze gravure ziet men dien put, die in twee vakken verdeeld is, afgebeeld. Een stevige borstwering veroorlooft den liefhebbers, het spel dezer merkwaardige stadgenooten gade te slaan en hun de een of andere versnapering als brood of vruchten toe te werpen. De beren lusten echter nog wel wat anders dan die liflafjes, zooals nog kort geleden gebleken is, toen een ongelukkige kleermaker, die binnen hun bereik was geraakt, smakelijk door hen was opgepeuzeld. Men is nooit te weten kunnen komen of de man door eigen schuld in den berenkuil gevallen was, dan wel of hij er door kwaadwillige handen was in gesmeten.
't Is te hopen, dat men sedert maatregelen moge hebben genomen om te beletten dat de beren in het vervolg door dergelijke gruwzaamheid de eer en de gastvrijheid, die de stad hun verschaft, op zoo snoode wijze vergelden.
Vroeger bevond zich de Berner berenkuil, die van onheuglijke tijden moet dagteekenen, nabij de Aarberger poort; maar sedert deze put, wegens den aanleg van den spoorweg in 1857, moest geslecht worden, heeft men den beren een dergelijk verblijf ingericht aan den oever van de rivier de Aar dicht bij de Nydeckbrug. Bij den put behoort nog een herenhuis, waarin de beesten bij nacht en ontij een onderkomen kunnen vinden, doch dat op onze plaat niet te zien is. Daarentegen ontdekt men op onze afbeelding een kraampje, waar, ten gerieve van vreemdelingen en toeristen, in hout gesneden beertjes te krijgen zijn, die als gedachtenis aan de Bernsche eereburgers kunnen meegenomen en bewaard worden.