Petrus' en Paulus' marteldood.
De pelgrim, die langs de poort van Ostia Rome verlaat om een bezoek te brengen aan de eerbiedwaardige basiliek van St. Paulus buiten de muren, komt op dien weg, eenmaal door de Prinsen der Apostelen gevolgd, toen zij ter dood gevoerd werden, voorbij een heiligdom, dat een der roerendste herinneringen aan hun laatsten tocht bewaart.
Het is de kleine kapel, gesticht op de plek, waar volgens de overlevering Petrus en Paulus van elkander afscheid namen om elk den weg naar de hem aangewezen rechtsplaats in te slaan. Op een steen, tusschen twee kolommetjes in den gevel aangebracht, ziet men dat tooneel afgebeeld met het volgende, in zijn eenvoud zoo treffende onderschrift:
In questo luogo si separarono S. Pietro e S. Paolo andanda al martirio. Et dice Paolo a Pietro: La pace sia con teco fundamento della Chiesa et Pastore di tutti li agnelli di Christo. Et [P]ietro a Paolo: Va in pace, predi[c]atore dei buoni et guida della salute dei justi.
Dat wil zeggen:
‘Op deze plek scheidden de HH. Petrus en Paulus op hun weg naar den marteldood. Paulus zeide tot Petrus: De vrede zij met u, gij grondsteen der Kerk en Herder van al de lammeren van Christus. En Petrus tot Paulus: Ga in vrede, prediker der goeden en gids der rechtvaardigen op den weg des heils.’
Maanden lang hadden de beide geloofshelden gezamenlijk in de Mamertijnsche gevangenis gezucht, in dien ijzingwekkenden onderaardschen kerker, dien nog heden de pelgrim niet dan met huivering en eerbied betreedt. Daar toont men hem nog langs de steile trap, in den wand, den indruk van het gelaat des H. Paulus, die door de gerechtsdienaars bij het afdalen in het donkere hol ruw tegen den muur gedrukt werd. Daar drinkt hij, ter godvruchtige gedachtenis aan den H. Petrus, uit de wonderdadige bron, die uit den rotsbodem ontsprong, toen de Apostel het doopsel wilde toedienen aan zijn beide gevangenbewaarders Processus en Martinianus en nog zeven en veertig medegevangenen, allen door zijn woord voor Christus gewonnen.
Het heidensche Rome had den dood gezworen van de beide onverschrokken mannen, die door openlijk de leer van hun gekruisten Meester te verkondigen, niet alleen de oude goden ten val dreigden te brengen, maar daardoor in de oogen der heidenen heel de bestaande wereldorde ondermijnden.
Keizer Nero sidderde op zijn troon voor de kleine Christenkudde, die zich in het duister der catacomben voor zijn woede verschuilen moest; maar vooral haar beide aanvoerders, Petrus en Paulus, boezemden hem een bijgeloovigen schrik in. Had hij niet moeten zien, hoe op hun machtig gebed zijn gunsteling Simon de Toovenaar, die zich door duivelskunsten in de lucht verheffen zou, smadelijk te pletter viel tot beschaming van allen, die in hem geloofd hadden? Toonden die beide mannen, wier woord de scharen meesleepte, zich niet machtiger dan de keizer zelf met al zijn bevelschriften, zijn beulen en foltertuigen?
Daarom moesten zij sterven; in hen zou dan vanzelf de gehate sekte van den Gekruiste voorgoed zijn uitgeroeid.
Aanvankelijk had Petrus, de herder en vader der wreed vervolgde Christenkudde, zich, op de smeekingen der geloovigen, voor de nasporingen zijner vijanden verborgen gehouden. Op hun aandrang was hij de stad uitgevlucht, maar buiten de poort gekomen, verscheen hem Christus, zijn goddelijke Meester.
‘Heer, waar gaat Gij heen?’ vroeg Petrus verschrikt.
‘Ik ga naar Rome om opnieuw gekruisigd te worden.’
De plek dezer treffende ontmoeting wordt nog door een kapel aangewezen, waar men in een witten marmersteen den indruk van des Heeren voeten vereert.
het afscheid van petrus en paulus, op hun weg naar den marteldood.
Petrus begreep uit het woord zijns Meesters,