Huldiging van karel V te Gent. -
Keizer Karel V, in wiens rijk de zon niet onderging, was trotsch op ‘zijn Gent’, de rijkste stad van Vlaanderen. Ze was toch toenmaals met haar 35000 huizen en 175000 inwoners een der meest bevolkte steden van Europa. Toen Alva hem lied, de oproerige stad te verwoesten, moet hij hem, naarde overlevering wil, op het Belfort gebracht en, op de huizenzee wijzend, gezegd hebben: ‘Hoeveel Spaansche huiden denkt ge dat er wel noodig zijn om zulk een handschoen te maken?’
Met deze woordspeling bedoelde hij Gent, dat in het Fransch Gand heet, terwijl gant handschoen beteekent. Zoo kon hij ook eenmaal schertsend tot koning Frans I van Frankrijk zeggen: ‘Ik kan uw Parijs wel in mijn handschoen steken.’
Dierbaar was Karel V deze stad ook nog om een andere reden: binnen haar muren, in het Prinsenhof van Gent, had hij den 24en Februari 1500 het levenslichtaanschouwd en hier had hij, nog in de wieg, de eerste huldiging ontvangen.
Den 7en Maart des avonds tusschen negen en tien uur had de doopplechtigheid plaats en het rijke Gent ontwikkelde daarbij een pracht, als het sedert dien tijd misschien niet meer aanschouwd heeft. Van het Prinsenhof tot aan de St.-Janskerk was een drie voet hooge houten galerij gebouwd, die met negen en dertig eerepoorten versierd was. De stad zwom in een ware vuurzee van fakkels en lantarens, toen de schitterende stoet met den doopeling en diens peters van het paleis naar de kerk trok; op de grachten schommelden verlichte schepen, waarvan de gloed in het water weerspiegelde, en Grieksch vuur vlamde van de torens en bastions.
Bij den doop ontving de zoon van Philips den Schoone en Johanna van Castilië den naam van Karel ter gedachtenis van zijn overgrootvader Karel den Stoute van Borgondië.
De hoogste onderscheidingen vielen het vorstelijk kind bij deze gelegenheid ten deel. Keizer Maximiliaan benoemde zijn kleinzoon, pas veertien dagen oud, tot hertog van Luxemburg, welken titel ook de Duitsche keizers Karel IV, Wenzel en Sigismund gedragen hadden, en waaruit men voorspellingen omtrent de toekomstige grootheid van den pasgeborene afleidde. Rijke geschenken werden hem van alle kanten aangeboden, welke feestelijke plechtigheid door ons tafereel wordt voorgesteld.
Aan de wieg van het vorstenkind zit de moeder, nog een weinig bleek, maar hoog gelukkig dat zij haar beminden gemaal, die naast haar staat, een stamhouder heeft mogen schenken.
Van rechts naderen de grooten van stad en land om den erfprins hun hulde te brengen. Prins Karel van Croy, een der peters van het vorstenkind, biedt een in zilver gedreven, ten deele vergulden helm van kunstige bewerking aan, die den prins in alle gevaren moet beschutten. De tweede peter, de markies van Berg, prins van Vargas, brengt een pronkzwaard, bestemd om door den toekomstigen keizer voor de eer van zijn huis, de verdediging zijner landen, de bescherming van vervolgden en onderdrukten te allen tijde zegerijk te worden gevoerd. De aanzienlijkste poorters der stad Gent wijden den binnen haar muren geboren vorstentelg een kostbaar zilveren, volkomen uitgerust schip, een prachtig sieraad voor de keizerlijke tafel.
Op den voorgrond van ons tafereel hebben onder anderen ook de vorstelijke vrouwen plaats genomen, die den prins ten doop hielden; Margareta van York, de zuster van den Engelschen koning Eduard IV, en Margareta van Oostenrijk, de tante van den prins, die als kind met Karel VIII van Frankrijk verloofd, doch door dezen teruggezonden was.
Deze dames boden den jongen prins gouden schalen met kostelijke steenen aan en een met edelgesteenten bezet reliquieënkastje in den vorm van een gekroond maagdenhoofd.
Links knielt de vertegenwoordiger der Vlaamsche prelaten, in wier naam hij het Oude en Nieuwe Testament in rijken band overhandigt waarop de woorden gegrift staan: scrutamini scripturas, onderzoekt de schriften.
veermans dochtertje.
Daarmee zijn echter nog al de eerbewijzen niet uitgeput, waarmee het jeugdige vorstenkind overstelpt wordt; de insigniën der orde van het gulden vlies, die van het schild op den achtergrond afhangen, herinneren weer aan een andere onderscheiding. Nog iets merk waardigers overkwam daarbij het bevoorrechte kind: het werd overeenkomstig het gebruik van den tijd door zijn grootvader met Claudia, de dochter van Lodewijk XII, verloofd.
De kunstenaar van ons tafereel heeft den kleinen bruidegom tot het onmiddellijk kenbare middelpunt van zijn schilderij weten te maken door de belangstelling van al de aanwezigen samen te trekken op het kleine kind, welks teere verschijning met de krachtige mannenfiguren en hun forsche karakterkoppen een gelukkige tegenstelling vormt. De fraai gegroepeerde dames verlevendigen verder op bevallige wijze de schilderij, die den kunstenaar gelegenheid gaf, van zijn bijzondere kennis der historische costumes partij te kennen.
Alb. Vriendt, historieschilder te Brussel, de vervaardiger van onze schilderij, is geen nieuweling op dit gebied; hij en zijn broer Julien hebben reeds een rij van merkwaardige gebeurtenissen uit de geschiedenis van hun vaderland door hun arbeid vereeuwigd.
Alb. Vriendt vereenigt in zijn werken een streng historische opvatting met een natuurgetrouwe uitvoering in alle bijzonderheden, zonder zich toch in kleinigheden te verliezen. Hij behoort tot die hedendaagsche schilders, welke omvangrijke geschied-en oudheidkundige studiën maken over het tijdvak, waaraan zij de stof voor hun doeken ontleenen en die zich hierdoor zulke nauwkeurige gegevens verschaffen omtrent het karakter van het betrokken volk, de toestanden des lands, allerlei eigenaardige costuums, huisraad, bewapeningenz., als eenige tientallen jaren terug hoogstens in het bereik zouden zijn van een museum-directeur.