De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 12
(1895)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| |
[Nummer 42]
theodor körner, na den aanval bij kitzen, naar de schilderij van otto reichert.
| |
[pagina 330]
| |
Theodor Körner, de dichter-held.Een van de aantrekkelijkste figuren uit de nieuwere literatuurgeschiedenis is ongetwijfeld Theodor Körner, de jeugdige dichter en held uit den bevrijdingsoorlog tegen de overheersching van Napoleon. Al de geestdrift, al de vrijheidzin, al de heldenmoed en doodsverachting, al de haat, die het ontwakend Europa bezielden tegen den overweldiger, die het jaren lang onder zijn ijzeren hiel had vertrapt, is belichaamd in deze kloeke, rechtschapen, edele, hoog begaafde figuur, in dezen ridderlijken kampvechter der vrijheid, die voor haar zijn bloed en zijn jeugdig leven op het altaar des vaderlands ten offer bracht. Onze bedachtzame, berekenende tijd, waarin zelfs de dichters geen geestdrift meer schijnen te kennen, maar hun kunst veelal tot een ijdel en aardig woorden- en klankenspel verlagen, heeft moeite zulk een dichter te begrijpen, die zelfs onder den rook van het buskruit nog behoefte gevoelde, de overstelpende gevoelens van zijn hart in zangen uit te storten. Om in onze dagen een tegenhanger van dat verschijnsel te vinden, zou men naar de Transvaal moeten gaan en de ongedwongen, recht uit de borst gewelde strijdzangen moeten afluisteren, waaronder de heldhaftige Boeren tegen den Engelschen onderdrukker ten strijde trekken. Ook daar ontstaan nu nog liederen, niet zorgvuldig naar de eischen van rijm of maat bewerkt, niet in keurige uitgezochte taal opgesteld, maar in het vuur van den strijd, als stemmen, zou Vondel zeggen, met kracht een driebochtige trompet uitgewrongen, de borst der helden ontstroomd: eenvoudig, rond, ongezocht, maar vol ware, echte poëzie, omdat zij de ongekunstelde uiting zijn van het gevoel des harten. Geen toon
Zoo schoon
Bij mensch en goôn
Als die het hart ontvloeyen,
zei Bilderdijk. Niet altijd intusschen vindt de vrijheidzin van een volk, strijdend voor zijn onafhankelijkheid, een tolk, door aanleg, organisme en opvoeding zóó voor die taak aangewezen, als dit het geval was met den jeugdigen Theodor Körner. Den 23en September 1791 te Dresden geboren, vond hij in het ouderlijk huis de uitstekendste gelegenheid om zich als dichter te ontwikkelen. Zijn moeder was Minna, de bekende dochter van Goethe, den grootvorst der Duitsche poëzie. Zijn vader, die achtereenvolgens verschillende hooge staatsbetrekkingen bekleedde, was een vurig beminnaar der letteren. Zijn huis was het vereenigingspunt van Duitschlands eerste vernuften. Met Schiller was hij innig bevriend en op vader Körner's bij Dresden gelegen wijngaard schreef de toenmaals zoo gevierde treurspeldichter zijn drama Don Carlos. Met Goethe stond de oude Körner in geregelde briefwisseling. Het laat zich dus begrijpen dat de jonge Theodor een opvoeding ontving, die hem een vroegtijdige letterkundige ontwikkeling moest bezorgen. De gezellige geest van het ouderlijke huis, de vereering, die het gezin voor Schiller en Goethe koesterde, moesten den krachtigsten invloed hebben op de vorming van zijn talent. Nadat hij twee jaar lang, om de delfstofkunde te bestudeeren, de bergacademie te Freiberg bezocht had, trok hij in 1810, toen reeds de eerste bundel zijner gedichten onder den titel Knospen het licht gezien had, naar de universiteit van Leipzig, die hij evenwel in 1811 ten gevolge van een tweegevecht weer verlaten moest. Na een kort verblijf te Berlijn ging hij naar Weenen, waar hij zich met de tooneelspeelster Antonie Adamberger verloofde en door verscheidene drama's, die hij kort na elkander op de planken wist te brengen, de algemeene aandacht trok. Sommige zijner blijspelen leven nog heden op het Duitsche tooneel voort en behooren tot het beste wat daar vertoond wordt. Zijn meer ernstige drama's verraden wel groote vaardigheid en bekendheid met de handgrepen van het theater, maar van den anderen kant ook een gemis aan menschenkennis, dat niet te verwonderen was in den jeugdigen kunstenaar, die inmiddels reeds tot keizerlijk tooneeldichter was benoemd. Ze zijn in den theatralen, romanesken trant geschreven, dien Schiller toenmaals in de mode had gebracht, hebben den gezwollen declamatietoon, die dezen eigen was, maar openbaren toch een warme geestdrift voor al wat goed en edel is. Door zijn treurspel Zriny, met zijn schilderingen van echten heldenmoed en zelfopofferende vaderlandsliefde, oefende hij een machtigen invloed tot het wakker roepen van den sluimerenden vrijheidzin van zijn volk, dat zich met weerzin kromde onder het juk van Napoleons heerschappij. En toen eindelijk Duitschland zich oprichtte om dat gehate juk af te schudden, trok ook Körner, die reeds lang in bezielde liederen over den smaad en de oaderdrukking van zijn vaderland geklaagd had, moedig mede in den strijd. De vaderlandsche liederen, die hij nu dichtte en die door de melodieën van Weber algemeen bekend zijn geworden, werkten krachtig prikkelend op den krijgshaftigen geest van het opgestane Duitsche volk. Aangrijpend om het diep godsdienstig gevoel is zijn Gebet während der Schlacht (gebed tijdens den slag), vol kinderlijk vertrouwen op God, vol innige overgeving aan zijn heiligen wil, een gedicht zoo vroom en christelijk als men niet licht verwacht zou hebben van een leerling van Goethe en Schiller, die verheerlijkers der klassieke heidensche oudheid. Onder den titel Leier und Schwert (lier en zwaard) tot een bundel vereenigd, vormen die strijdliederen niet alleen het beste deel van Körner's dichtschat, maar behooren tot de schoonste en meest bezidde krijgszangen, die de Duitsche letterkunde heeft aan te wijzen. Körner maakte deel uit van Lützow's beroemd korps buksjagers, dat hij zoo schilderachtig geteekend heeft in zijn gedicht Lützow's wilde Jagd, met het krachtige slot: Die wilde Jagd und die deutsche lagd
Auf Henkersblut und Tyrannen!
Drum, die ihr uns liebt, nicht geweint und geklagt;
Das Land ist ja frei und der Morgen tagt,
Wenn wir's auch nur sterbend gewannen!
Und von Enkeln zu Enkeln sei's nachgesagt:
Das war Lützow's wilde verwegene Jagd.Ga naar eindnoot1)
Eens werd Körner door Lützow, wiens adjudant hij was, de hoofdkolonne van den vijand tegemoet gezonden om over verraderlijke aanhoudingen tijdens den wapenstilstand opheldering te vragen. Als onderhandelaar onvoorbereid op een gewapenden aanval, reed hij met de sabel in de schee op den bevelvoerenden officier toe en sprak hem aan; in plaats van te antwoorden bracht deze hem een sabelslag op het hoofd toe, en alleen aan de vlugheid van zijn paard had de gewonde het te danken, dat hij in het nabijzijnde kreupelhout kon ontsnappen. Eenige der Fransche officieren achtervolgden hem; reeds waren enkelen hem na op de hielen; ontvluchten scheen onmogelijk; toen redde hem zijn tegenwoordigheid van geest. Hij riep uit alle macht door hetstille bosch het commando ‘het vierde eskadron vóór!’ De vijanden verschrikten, keerden zich om en namen ijlings de vlucht. Intusschen was het al donker geworden en, door bloedverlies uitgeput, poogde Körner zich zoo goed hij kon in het kreupelhout te verbergen. Hier zonk hij neer, zijn krachten begaven hem en hij viel in een lange bezwijming. Maar zijn krachtige natuur overwon; toen de morgen aanbrak, zag hij boeren voor zich staan, die hem bijstand boden. Körner had intusschen niet anders gemeend dan daar eenzaam te moeten sterven en hij had dan ook reeds afscheid van het leven genomen in een roerend lied, dat wij in zijn werken terugvinden onder den titel: | |
Abschied vom Leben.Als ich schwer verwundet und hilflos in einem
Holze lag und zu sterben meinte.
Die Wunde brennt; die bleichen Lippen beben. -
Ich fühl's an meines Herzens matterm Schlage,
Hier steh ich an den Marken meiner Tage -
Gott, wie du willst! dir hab' ich mir ergeben. -
Viel goldne Bilder sah ich um mich schweben;
Das schöne Traumbild wird zur Todtenklage. -
Muth! Muth! - Was ich so treu im Herzen trage,
Das muss ja dort doch ewig mit mir leben! -Ga naar eindnoot2)
Door vrienden eerst te Leipzig en daarna te Karlsbad verpleegd, genas hij intusschen en keerde, zoodra zijn wonde geheeld was, weer naar zijn korps terug. Nadat de wapenstilstand geëindigd was, streed hij in verscheidene gevechten moedig tegen de Franschen. Doch reeds den 26en Augustus 1813 trof hem bij het dorp Lützow, twee mijlen westwaarts van Rosenberg, de noodlottige kogel, die een einde maakte aan zijn veelbelovend, eerst twee-en-twintig-jarig leven. Nog een uur voor den aanvang van het gevecht had hij na een nachtelijken marsch zijn bekend Schwertlied voltooid en zijn vrienden voorgelezen. Zijn lijk werd onder een ouden eik bij het dorp Wöbbelin, acht mijlen ten noorden van Ludwigslust begraven. Groothertog Friedrich Franz van Mecklenburg-Schwerin stond aan Körner's vader een stuk grond rondom deze grafstede af ter grootte van een duizend vierkante meters; te midden daarvan verheft zich thans een uit ijzer gegoten gedenkteeken. Een onvergankelijk monument in alle jonge, bezielde harten heeft de jeugdige dichter zich gesticht door zijn liederen, die zullen blijven leven zoolang de grootsche herinneringen aan den bevrijdingsoorlog niet zijn weggestorven. |
|