Kerstmis.
(Bij de platen.)
Gij verwijlt, lezer, in deze dagen gaarne met den geest in het stille, lieflijke Bethlehem, aan het kribje van het goddelijk Kind, door engelenzangen als de vreugde der volkeren begroet? Welnu, volg ons, wij zullen u naar den schamelen stal geleiden, de nederige schuilplaats, uitgekozen door den God, die onder ons menschen is willen komen wonen.
Treed toe en beschouw ons eerste tafereel: de jeugdige, gelukkige Moeder met het aanvallig wicht op den schoot, waarop zij met teeder welgevallen, met stillen eerbied het oog laat rusten, terwijl Jozef, de voedstervader, zich met vaderlijke zorg over haar schouder heenbuigt om zijn goddelijken beschermeling te beschouwen. Aan Maria's voeten geknield zien wij de herders, op de aanwijzing der engelen hierheen gesneld om den nieuwgeboren Koning van Israël te begroeten. De oudste, een van die vrome grijsaards, welke met heilig ongeduld de vervulling der beloften verbeidden, door God aan hun volk gedaan, erkent met dankbare vreugde in het Kind den langverwachten Messias, door de profeten voorzegd, en eerbiedig vouwt hij de handen om Het te aanbidden.
Zijn jeugdige metgezel, nog bijna een knaap, wordt in dat Kind vooral geboeid door de bovenaardsche lieftalligheid, afstralend van de kinderlijke trekken....
Wij bladeren verder en weer andere tafereelen boeien onzen blik. Hier - Maria, onder ruischende palmen gezeten, waartusschen engelen rondzweven, die waken over den slaap van haar lieveling. Daar - Maria over de kribbe gebogen, waarin een rij van bekoorlijke engelenkopjes neerblikken om het Wicht in zijn zoete sluimering te bewonderen.
Onafscheidelijk van het Kind Jesus is de lieve speelnoot Zijner jeugd, het kind van Maria's nicht Elisabeth, de evenzeer door engelenmond aangekondigde voorlooper des Heeren, de heilige Johannes. Treffend dan ook sluit zich bij onze Kersttafereelen de afbeelding aan van het begenadigde kind, dat zoo nauw betrokken was bij de heilige gebeurtenis, die wij op het Kerstfeest herdenken.