Bij de Platen.
Indianen op de Visschenjacht. -
Het binnenland van Brazilië herbergt nog een groote menigte natuurvolken en vooral het bronnengebied van den Sjingoe, een halfbroer van de Amazonen-rivier, telt nog zoovele wilde stammen, dat het land hierdoor een der belangrijkste en dankbaarste onderzoekingsvelden voor de natuurvorschers uitmaakt. Vooral Karl von den Steinen, die als leider de twee expedities van 1881 en 1887-88 meemaakte, en zijn neef Wilhelm von den Steinen, die ze tot het opnemen van schetsen vergezelde, hebben zich voor de bekendmaking van dat gebied groote verdiensten verworven.
Het hoofdmiddel van bestaan voor die Indiaansche volksstammen is jacht en vischvangst, ofschoon ook eenige beginselen van akkerbouw bij hen worden aangetroffen. Pijl en boog, werpschijf en bijl zijn daarbij hun wapenen. Overigens van vreedzamen aard, hebben zij het in verschillende kunsten des vredes tot een aanmerkelijke hoogte gebracht. Zij kennen het gebruik van het vuur, spinnen en weven ananas-zijde, aloë-hennep, palmvezelen en boom wol tot netten en hangmatten; hun vaatwerk vervaardigen zij uit kalabasvruchten, in enkele gevallen ook uit klei, die uit de hand gevormd, in de zon gedroogd en over een sterk roetafgevend vuur gebrand wordt.
De Bororo-Indianen brengen de helft van hun leven op het water door en men zegt van hen, dat zij zich daarin als in hun element bewegen, zoodat zij bij voorbeeld visschen onder water vangen. Ook met pijl en boog gaan zij op de vischvangst, zooals onze gravure aanschouwelijk voorstelt. Een kano van behoorlijke grootte, uit de schors van de jatoba vervaardigd en soms wel acht meter lang, draagt het jachtgezelschap. Tot het bestuur van het vaartuig zit aan ieder eind een roeier.
Is het jachtveld bereikt, dan lokt een der roeiers, door vruchten in het water te werpen, de visschen uit de diepte, opdat zij tot mikpunt voor de pijlen der boogschutters zullen dienen. Een vierde ingezetene van de boot maakt den behaalden buit op het vuur aanstonds tot een maaltijd klaar; want het is dezen visschers er niet om te doen, met een mooi zootje huiswaarts te keeren, maar enkel om zich op staanden voet aan de versche visch goed te doen.