De idioot,
door J. Vesters Jr.
(Vervolg.) [Vervolg van p. 69.]
Toen hij de kamer weer binnenkwam, hadden de dames het natuurlijk druk over den gast en waren eenstemmig in haar loftuitingen.
‘Een juweel van een jongen,’ verklaarde Van Dijl enthousiast. ‘Hij is mij veel meegevallen.’
‘En practisch niet waar?’ voegde zijn schoonzuster er bij. ‘'t Is of hij van jongs af aan voor zaken is grootgebracht.’
‘Nu, ik zie het zoo liever, dan dat het levenmakers zijn,’ meende mevrouw Van Dijl.
‘Ik had hem mij toch anders voorgesteld,’ merkte Alice op, ‘minder prozaïsch.’
‘Jij bent ook zoo'n romanesk ding,’ zei haar tante, ‘jij dacht zeker dat het een ridder of baanderheer uit de veertiende eeuw zou zijn.’
‘Beviel hij je dan niet?’ vroeg haar vader.
‘Bevallen, dat zeg ik niet,’ hernam Alice, ‘hij is alleen maar anders, dan ik gedacht had.’
Op dit oogenblik kwam Hugo de kamer binnen. ‘Baron boos, leelijke baron!’ riep hij uit.
‘Wil je wel eens je mond houden, jongen,’ zei zijn vader ontstemd, dat zij in hun nabetrachting gestoord werden.
‘Baron boos, baron wegjagen,’ herhaalde de knaap met kracht.
Van Dijl haalde de schouders op, ‘'t Is en blijft toch altijd dezelfde idioot.’
(Wordt vervolgd.)