Félix Faure, de nieuwe president der Fransche republiek. -
Weinig hadden wij kunnen denken, dat wij in één jaargang onzer Illustratie de portretten van drie presidenten der Fransche republiek zouden hebben op te nemen. Bij het aanvaarden zijner hooge waardigheid in Juni van het afgeloopen jaar betuigde de heer Casimir Périer met zooveel warmte en overtuiging, dat hij al zijn krachten zou wijden aan de welvaart en grootheid van Frankrijk, dat niemand kon vermoeden, dat zijn presidentschap van zóó korten duur zou zijn.
Maar niemand - en de heer Périer wel het allerminst - had toen ook slechts een_flauw vermoeden van de aanvallen en beleedigingen, de verdachtmaking en laster, waarvan hij reeds den eersten dag den besten het mikpunt werd. Na een half jaar lang schijnbaar ongevoelig alles verdragen te hebben, was zijn geduld uitgeput, en verbaasde hij Frankrijk en geheel Europa door zijn onverwacht heengaan.
Twee dagen later reeds had de republiek weer een nieuw hoofd in den beer Félix Faure, tot op zekere hoogte een homo novus, daar hij, hoewel op staatkundig gebied zijn sporen al verdiend hebbende, toch nooit in den vinnigen politieken strijd op den voorgrond was getreden. Aan zijn naam zijn geen hatelijke wetten verbonden, zijn naam heeft ook nooit een program van anti-kerkelijke politiek vertegenwoordigd, en daarom ook brachten de katholieke afgevaardigden ter Nationale Vergadering op hem hun stem uit.
Een homo novus is de heer Faure ook in dien zin, dat hij de eerste is, die dien naam heeft beroemd gemaakt. Terwijl de naam Périer reeds vóór den gewezen president der republiek een goeden klank had - zijn grootvader was de bekende eerste minister onder Lodewijk Filips - is de heer Faure van zeer bescheiden afkomst en heeft hij zich door zijn energie en talenten tot de hoogste waardigheid des lands opgewerkt.
Zijn vader was stoelenfabrikant, en als leerling in een leerlooierij begon de tegenwoordige president der republiek, die den 30en Januari 1841 te Parijs geboren werd, zijn loopbaan.
Na in Engeland de grootindustrie en den groothandel practisch geleerd te hebben, vestigde de heer Faure zich te Havre, waar hij weldra een leerlooierij oprichtte en in die hoedanigheid ook met sommige onzer landgenooten in aanraking kwam. Als chef eener reedersfirma verdiende de heer Faure een aanzienlijk fortuin en verkreeg bovendien een grondige kennis van koloniale en marine-zaken, welke hem later bij zijn staatkundige loopbaan zeer ter stade zou komen.
In den Fransch-Duitschen oorlog onderscheidde hij zich als chef der mobiele garden, en werd daarvoor met het Legioen van Eer gedecoreerd.
Geruimen tijd consul van Griekenland te Havre, verwierf hij zich in die mate de achting zijner medeburgers, dat hij spoedig adjunct van den maire en rechter in de handelsrechtbank werd. Hij was juist veertig jaar oud, toen hij in 1881, ter vervanging van een conservatief, voor de eerste maal tot afgevaardigde gekozen werd.
Toen Gambetta in hetzelfde jaar zijn groot ministerie vormde, werd de heer Faure onder-secretaris voor Handel en Koloniën, maar verliet reeds het volgende jaar zijn post, toen het kabinet tot aftreden gedwongen werd. Doch reeds in 1883 werd Faure nogmaals onder-secretaris voor Koloniën in het ministerie Jules Ferry, maar trad opnieuw in 1885 af, toen het Kabinet na de noodlottige expeditie in Tonkin tot heengaan gedwongen werd. Nog twee maal werd de heer Faure tot hetzelfde ambt geroepen in de ministeries Carnot en Tirard, tot hij tot ondervoorzitter der Kamer werd verkozen.
De laatste halte voor het presidentschap was de portefeuille voor Marine in het kabinet Dupuy, en tevergeefs stelde men pogingen in het werk, om hem in het begin van Januari candidaat te stellen voor het voorzitterschap der Kamer tegenover den radicaal Brisson.
Met de overige leden van het ministerie had de heer Faure zijn ontslag in handen van den president der republiek gesteld, toen deze zelf één dag later zijn hooge waardigheid neerlegde, waartoe de meerderheid van het congres den minister van Marine bij tweede stemming verhief.
Of de heer Faure, gelukkiger dan zijn voorgangers, zijn septennaat zal ten einde brengen, of het hem zal gelukken den strijd der partijen het zwijgen op te leggen, of hij de ware verdraagzaamheid zal betrachten, dan wel de man van één partij zal zijn, zijn vragen, waarop eerst de toekomst kan antwoord geven. Moge dit antwoord voor hem en voor Frankrijk gunstig zijn!