Electrisch klokkenspel.
Bij de algemeene toepassing, die de electriciteit in de laatste jaren op bijna elk gebied van menschelijk bedrijf heeft gevonden, mag men zich eigenlijk verwonderen dat zij tot dusver nog niet werd toegepast op het klokkenspel. Men zou toch zeggen dat zij zich hiertoe als van zelf moest aanbevelen.
Elk klokkenspel, hetzij men een speelwerk neemt uit een oude Friesche klok, hetzij een ingewikkeld carillon uit een stadstoren, berust toch hierop dat beurtelings de verschillende klokken en klokjes worden aangeslagen, waardoor die afwisseling van klanken ontstaat, welke de melodie vormt.
Zoowel de klokken als de hamers, die ze aanslaan, bestaan uit metaal en zijn dus geschikt tot het overbrengen van electrische stroomen. Welnu, wat is eenvoudiger, zou men zeggen, dan door het beurtelings aanknoopen en afbreken van een electrischen stroom een aantrekking en weerafstooting tusschen klokken en hamers teweeg te brengen? Berust niet op een dergelijk beginsel feitelijk de telegraphie, waar door een zelfde aansluiting of afbreking van den stroom de letterteekens worden aangegeven? Ja, men zou zeggen, dat het veel eenvoudiger moet zijn door zulk een intermitteerenden stroom klokken te laten aanslaan dan de ingewikkelde teekens te laten voortbrengen, die een telegram moeten vormen. En toch is de telegraphie sedert jaren over de heele wereld bekend, terwijl het electrisch klokkenspel een uitvinding is van den laatsten tijd, die haar weg nog moet vinden.
Maar 't is met dezen vond als met alle andere: de oude geschiedenis van het ei van Columbus. Nu het electrisch klokkenspel eenmaal is uitgevonden, schijnt de toepassing der electriciteit ieder voor de hand te liggen. Niemand dacht er evenwel aan tot voor eenige jaren een Amerikaan, wiens naam wij niet vermeld vinden, zulk een klokkenspel vervaardigde.
Men kent de eigenaardige Zwitsersche, Duitsche en Amerikaansche instrumenten (speeldoozen, orchestrions, aristons en hoe zij verder heeten mogen), die automatisch een onbepaald aantal melodieën kunnen voortbrengen. Wil men een ander deuntje hooren, dan steekt men er maar een andere rol of schijf in, die hetzij met gaatjes hetzij met verhevenheden zoodanig bewerkt is, dat de gang van het toonwerk er door geregeld wordt. Die rollen of schijven kunnen tot in het oneindige verwisseld worden, en sommige dier instrumenten zijn zoo ingericht, dat een notenblad zonder eind daarin wordt afgerold en alzoo een eindelooze verscheidenheid van melodieën ten gehoore brengt.
Onze uitvinder nu is begonnen met deze inrichting toe te passen op het klokkenspel. Hij heeft een slingeruurwerk met carillon vervaardigd, dat eveneens door het inschuiven van verwisselbare notenbladen in staat is, verschillende stukken te spelen.
Maar daarmee nog niet tevreden heeft hij aan zijn uitvinding ook de electriciteit dienstbaar gemaakt, en dat wel in tweeërlei opzicht. Hij heeft niet alleen de electriciteit toegepast voor het aanslaan tusschen klok en hamer, maar ze ook aangewend tot beweegkracht om het heele toestel in werking te brengen. Wat bij de bovenbedoelde instrumenten geschiedt door draaien met de hand of trappen met den voet, of door gewichten als bij een klok, wordt bij hem verricht door een electromotor. Het slingeruurwerk heeft alzoo niets anders te doen dan te gaan en de contacten te openen en te sluiten, waardoor het speelwerk zich in beweging zet.
De inrichting van dat electrisch klokkenspel wordt door onze afbeelding duidelijk gemaakt.
electrisch klokkenspel.
Zooals men daar ziet, is binnen in de klokken een electromagneet aangebracht.
Het eene eind van den om de klos gewonden draad is verbonden met het inwendige der klok en door deze ook met den beugel, waaraan zij hangt. Het andere eind staat in verband met de kern van den electromagneet, doch is van de klok en den beugel geïsoleerd. De klokken zijn opgehangen aan metalen armen, die onderling met elkaar en met een batterijdraad h geleidend verbonden zijn, terwijl van den bundel draden K aan iedere klok een draad bevestigd is. Neemt men aan dat de stroom zijn weg over draad h aanvangt, dan vervolgt hij dien door over den arm en den beugel in de klok te gaan; vervolgens doorloopt hij de windingen van de draadklos, verlaat die door de kern van den magneet en komt langs den draad van den bundel K weer naar de batterij terug.
De draden van dien bundel Kloopen, zooals men op de teekening ziet, in het speelwerk uit en staan elk in verband met een der tien contactveeren voor de klokken. Het speelwerk bestaat uit twee rollen, een houten en daaronder een metalen rol, die als de rollen van een mangel over elkander worden bewogen door den electromotor M. Voor dezen motor wordt de beweegkracht door de geleidraden m m uit een eigen batterij toegevoerd. Om de beweging van den motor op de beide rollen over te brengen is op de hoofdas van den motor een klein rad b aangebracht, dat met zijn tanden in die van een veel grooter rad grijpt. Dat laatste rad is op een as d bevestigd, die aan het andere einde een schroef zonder eind heeft. Deze schroef grijpt in het rad c, dat schuine, op de schroef gevormde tanden heeft. Het rad c is vast met de as aan de metalen rol verbonden, die zoodoende in draaiende beweging wordt gebracht.
Tegen die metalen rol wordt de daarboven liggende houten rol f vast aangedrukt door middel van twee veeren g, waarvan er op onze afbeelding maar één zichtbaar is. Tusschen de twee rollen wordt het notenblad N N voortbewogen op de wijze van een stuk linnengoed tusschen de rollen van een mangel. Dat notenblad is een sterke breede papierstrook, waarop de noten als doorgeslagen gaten voorkomen. Terwijl deze strook, tusschen de rollen gekneld, voortschuift, slepen met een zachte drukking de tien, met de klokken in geleidende verbinding staande contactveeren over het papier, en telkens zoodra zij in een gat van de papierstrook vallen en daardoor een geleidende aanraking veroorzaken, sluiten zij den stroom voor de klok, die door een der geleidraden in den bundel K K met de betreffende veer verbonden is.
De stroom, tot dit aanslaan vereischt, wordt door een batterij geleverd, die met behulp van de geleidraden h en h' met het speelwerk verbonden is. De laatstgenoemde draad gaat, zooals uit de figuur duidelijk is, naar een veer n, die tegen de tap van de metalen rol drukt en hier een bestendig gesloten contact vormt.
Om de notenbladen gemakkelijk te kunnen verwisselen, zijn de contactveeren, die natuurlijk zorgvuldig van elkander geïsoleerd moeten zijn, zoodanig op een as aangebracht, dat zij door het omdraaien van den knop o van de rol afgeheven worden.
Hiermede meenen wij het vrij ingewikkelde srmenstel met behulp der afbeelding duidelijk genoeg te hebben toegelicht. Om het te begrijpen is natuurlijk allereerst noodig dat men bekend zij met de eenvoudigste toepassingen der electriciteit en verder ook eenige kennis hebbe van de automatische speelwerken met ingeschoven, verwisselbare notenbladen.
Om ten slotte nog eens op het werk van den uitvinder terug te komen, zij nog gezegd dat dit den vorm heeft van een groote staande klok, waarvan kop- en voetstuk gescheiden, maar door vier kolommen verbonden zijn. Tusschen deze kolommen hangt het eigenlijk carillon; op het voetstuk tusschen de kolommen is het speelwerk met den electromotor aangebracht, terwijl het voetstuk zelfs als kastje voor de batterijen is ingericht. Men heeft hierdus alles in een beknopt en sierlijk geheel bij elkaar.