[Vervolg Pawnee Bill]
en de troep stijgt af. De hoofdman der Indianen, kenbaar aan zijn grooten vederbos, treedt naar voren en deelt zijn laatste bevelen uit. In weinig oogenblikken hebben de Roodhuiden een aantal dorre takken en stroo voor de woning opgehoopt en in brand gestoken. Langzaam kronkelt het vuur langs het hout; maar het geknetter der vlam heeft de settlers gewaarschuwd en een vreeselijk geweervuur wordt van uit het huis op de Indianen geopend; onder luid geschreeuw, dat boven het onophoudelijk ratelen der geweerschoten uitklinkt, wordt de strijd van weerszijden voortgezet. Maar de brand vlamt hooger en hooger op, het vuur heeft zich aan het houten huis meegedeeld en de vlammen slaan aan alle zijden uit de vensters. In de woning hoort men het gegil van vrouwen en kinderen, die door het vuur worden bedreigd en buiten onvermijdelijk zullen vallen onder de kogels der wilden. Intusschen geeft de settler den strijd niet op; vanuit zijn brandende vertrekken en vanaf het platte dak blijft hij zich tot het laatste verdedigen.
Eensklaps verschijnt te midden der vlammen de hooge gestalte van het Indianen-opperhoofd; met de strijdbijl in de vuist maakt hij een einde aan den laatsten wederstand. Langzaam stort het gebouw ineen: de wraak der Roodhuiden is volkomen, en tevreden met de overwinning, zijn zij in een oogwenk te paard gestegen en verdwijnen in vliegende vaart.
Wij hebben hier eenige tafereelen meegedeeld uit den strijd tusschen Roodhuiden en blanken, die de groote aantrekkelijkheid vormen der voorstellingen van Pawnee Bill. Maar nog veel meer houdt de aandacht der toeschouwers gespannen en wekt hunne hoogste bewondering. De rijkunst van cow-boys en vaqueros, die in razenden galop hun hoeden van den grond oprapen en met de grootste behendigheid den lasso hanteeren, grenst aan het ongelooflijke. Ook het breidelen van wilde paarden getuigt van hunne kracht en behendigheid.
Het spreekt vanzelf dat de Roodhuiden voor de blanken niet onderdoen; van jongsaf gewoon in den zadel te zitten vormen zij als een geheel met hun paard.
Ook de wijze, waarop zij hun geweer weten te gebruiken, doet menigen scherpschutter beschaamd staan. Als zij in vollen galop rijden, zullen ze de balletjes krijt of gips, die in de hoogte geworpen worden, nooit missen. Zelfs de kleine miss May Lillie verricht dit kunststuk.
Maar de voorstelling is afgeloopen: de laatste ruiter heeft de arena verlaten en het publiek ontruimt de tribune. Zwijgend en stil liggen daar de rookende tenten en de Roodhuiden gaan uitrusten van hun vermoeiende bezigheid. En met het oog op dat vreedzame kamp vraagt men zich af of het voor hen niet beter ware geweest te blijven in hun land aan de moerassige oevers der Missouri of in de onherbergzame streken van het Rotsgebergte. Hier vinden zij al het schitterende, al het wufte eener verfijnde beschaving, misschien ook een beter bestaan, maar zij vinden er waarschijnlijk niet ‘die perle, waarvoor men 't al met winst verliest,’ die parel, die een of ander Europeesch jongeling, in het zwarte kleed van Pater De Smet aan hunne broeders in het Westen gaat brengen.