Pawnee Bill.
Een schets van de Antwerpsche tentoonstelling.
Wie heeft er in zijn jeugd niet gelezen van de Roodhuiden, de Indianen van Noord-Amerika? Hun strijd tegen de Europeesche planters, die voet voor voet hun grondgebied veroverden en hun blokhuis bouwden te midden der wildernis, heeft stof geleverd voor menigen boeienden roman. Het was een avontuurlijk leven voor de blanke gelukzoekers; aanhoudend waren zij bedreigd, en door gevaren omringd, en van alle hulp verstoken, was hun eenige vriend en verdediger de blinkende karabijn. Zij hadden den strijd aan te binden met mannen, die van jongsaf te paard de prairieën hadden doorkruist, wier eenig vermaak bestond in den oorlog en de jacht en die in iederen blanke een indringer zagen, die met geweld moest worden geweerd. Dat de Roodhuiden beproefde krijgers waren hebben zij getoond in hun gevechten met de Europeesche Settlers, in hun oorlogen tegen de troepen der Noordamerikaansche Unie en nog weinige jaren geleden in den bloedigen veldtocht, die met den dood van het Indianen-opperhoofd Sitting Bull, Zittende Stier genoemd, eindigde.
Op den duur konden de Roodhuiden der prairie den strijd niet volhouden tegen de geregelde troepen; meer en meer slonk hun grondgebied en stam voor stam boog den nek onder de sterrenbanier der Vereenigde Staten.
Hun gouden tijd, toen zij de heerschers waren der Far West, is lang voorbij; zij vormen nog eenige stammen, min of meer onderworpen aan het Amerikaamch gezag, die te midden der wildernis hun nomaden leven voortzetten en tot uitsterven zijn gedoemd.
Men behoeft echter niet naar Amerika te gaan om de koperkleurige Indianen te zien met hun wuivende hanenveeren op het hoofd, hun wijde mocassins, hun rookende veldtenten en hun vlugge paarden. De Antwerpsche tentoonstelling, met recht een world's Jair of wereldkennis, waar alle typen van volkeren elkaar ontmoeten, biedt gelegenheid te over om de voormalige heerschers der prairie te zien en te bewonderen in de volle ontwikkeling hunner mannelijke kracht. Daar zijn niet een vier- of vijftal Indianen, die zich in doffe onverschilligheid laten bekijken door een publiek, dat zij innerlijk verachten; neen, men telt ze met tientallen, mannen, vrouwen en kinderen, die onder de tent de herinnering aan hun ver verwijderd vaderland levendig houden en door schijngevechten en oefeningen te paard een treffend beeld geven van hun behendigheid en hun vroegeren strijd tegen de tegenwoordige overheerschers.
Behalve de Roodhuiden heeft Pawnee Bill - majoor Gordon - nog een aantal cow-boys, veehoeders der prairie, meegebracht, die met het geweer aan den bandelier en den lasso in de vuist hun kudden bewaken en ieder oogenblik gereed zijn de bedreigde planters ter hulp te snellen in den strijd tegen de Indianen.
Wij zijn op de tentoonstelling in American Midway-Plaisance, waar de voorstellingen van Pawnee Bill plaats hebben. Onmogelijk is het, alles op te sommen, wat er wordt vertoond; wij bepalen ons tot eenige grepen uit de geschiedenis der Far West.
Vanaf de tribune met haar duizenden zitplaatsen zien wij eenige tenten, uit huiden vervaardigd, spits toeloopend, terwijl boven, waar de vier staken, die het geheel dragen, elkaar kruisen, een lichte blauwe rook ontsnapt. Door den halfgeopenden ingang bespeurt men den schijn van een vroohjk vuurtje en voor de tenten liggen eenige Roodhuiden te rooken en te praten.
Een zware postwagen, door vier paarden getrokken, rijdt de wildernis in; naast den koetsier zit een man met geladen karabijn, want in het gebied der Indianen staat men ieder oogenblik aan een overval bloot. De koetsier legt de zweep over de paarden en in galop gaat het verder. Toch heeft het arendsoog der Roodhuiden het logge voertuig bemerkt. In een oogwenk zitten een veertigtal Indianen te paard en onder het aanheffen van hun krijgsgeschreeuw gaat het in vliegende vaart het rijtuig achterna. Maar de mannen daarbinnen hebben het gevaar bemerkt en zullen zich tot het uiterste verdedigen. Nauwelijks zijn de Roodhuiden onder het bereik hunner karabijnen of een paar schoten knallen.
Een woest geschreeuw en een salvo van geweerschoten is het antwoord. Met ongelooflijke snelheid laden de reizigers hun geweren en onderhouden een welgevoed snelvwur op hunne aanranders. Maar ieder schot wordt door de Indianen beantwoord; vergeefs spoort de koetsier zijn schuimende paarden tot spoed aan; het rijtuig is bijna omsingeld, en als de paarden zijn neergeschoten, is het met de reizigers gedaan. Doch in de verte nadert hulp. Een aantal cow-boys met slappen, vilten hoed, in kleurige boezeroen, komen in vollen galop aanrennen. Van verre hebben zij de schoten gehoord. Als een lawine stormen zij op de Roodhuiden af en een vreeselijk vuurgevecht begint.
Te midden van den kruitdamp galoppeeren de Indianen met hun koperkleurige gezichten en hun flikkerende zwarte oogen, terwijl zij onophoudelijk hun geweren afschieten en moedig den aanval der cow-boys weerstaan; maar eindelijk zwichten zij voor de overmacht, nog een laatste schot en in vliegende vaart vluchten zij weg in de prairie. De postwagen is ontzet en de cow-boys keeren naar hunne kudden terug.
Een ander tafereel, dat de gevaren der moedige kolonisten aanschouwelijk voorstelt.
Er zal een nieuw blokhuis worden gebouwd. Volgens vast gebruik onder de settlers moeten de nieuwaankomenden de buitenposten bekleeden en de voorwacht vormen in het Indianen-gebied. Een drietal wagens, met paarden en ossen bespannen, brengt de settlers naar de aangewezen plaats. Op den voorsten der vier ossen, die den wagen trekken, zit de vaquero of drijver en spoort behendig de logge dieren aan tot haastigen stap. Eindelijk houdt de karavaan halt. De wagens worden uitgespannen en in een driehoek opgesteld; de settlers maken vuur en gaan hun maaltijd bereiden, terwijl er eenigen als schildwachten, plat op den grond uitgestrekt, voor de veiligheid waken van het kamp.
Plotseling komen twee Indianen aangereden. In de stijgbeugels staande, turen zij met de hand voor de oogen naar alle richtingen uit; eindelijk wijst er een op den grond naar de sporen van hoeven en raderen; een eindweegs worden die gevolgd, dan wenden zij den teugel en rijden in gestrekten draf heen om hun stamgenooten de ontdekking mede te deelen. Een groote menigte Roodhuiden is weldra op weg. Maar de kolonisten zijn inmiddels gewaarschuwd en hebben zich in hun wagenburcht verschanst. Nauwelijks zijn de Indianen in de nabijheid of uit alle openingen der beweegbare verschansing worden zij door een moorddadig geweervuur begroet. Vergeefs heffen ze hun krijgsgeschreeuw aan en stormen onder herhaald schieten op de wagens los; maar tusschen alle spleten en zelfs achter de wielen der wagens flikkeren de vuurstralen uit de geweren der settlers; in dolle woede rennen de Roodhuiden rondom het kamp onophoudelijk hun wapens afschietend, maar 't is onmogelijk er binnen te dringen en hun blijft niets anders over dan het slagveld te ontruimen.
Verscheiden paarden en Roodhuiden liggen op den grond uitgestrekt.
De settlers zijn vertrokken en de Indianen komen terug om hunne dooden op te nemen. Behoedzaam worden zij dwars over de paarden gelegd en langzaam keert de trein ige stoet naar de legerplaats weer.
Nog een voorstelling uit de geschiedenis der Wild West.
Het blokhuis is gebouwd. Saamgesield uit ruwe houten palen en boomstammen staat het alleen in de wildernis. 't Is er niet veilig in den omtrek; de settler heeft te strijden tegen wilde dieren en tegen nog wildere menschen. Niet alleen zijn leven, maar ook zijn have en goed wordt bedreigd en vooral gevaarlijk zijn de beruchte paardendieven.
't Is avond en een paar Roodhuiden zwerven rondom de woning om zich van eenige paarden meester te maken.
Hun toeleg mislukt echter; een klein meisje bemerkt de dieven, grijpt een geweer en schiet een Roodhuid overhoop. De andere vlucht weg. Nu is de ondergang van den settler gezworen en een groot aantal Roodhuiden trekken uit om den dood van hun makker te wreken. Onder hun eentonig en vèrklinkend krijgsgeschreeuw rijden zij in dichte drommen voort op hunne vlugge, bontgevlekte paarden. Hun geweren flikkeren in het licht der electrische booglampen, die het uitgestrekt terrein als met zacht maanlicht overgieten, en die schaar van ruiters in hun veelkleurige kleedij levert een aanblik, zoo wild fantastisch en schoon, dat men de geheele omgeving vergeet en geheel en al tegenwoordig is bij een dier drama's, die jaren geleden in de prairie werden afgespeeld.
Nabij het blokhuis wordt halt gehouden