Bij de platen.
Woelige zee. -
Mesdag is onze hedendaagsche zeeschilder bij uitnemendheid, en zelden zal men een tentoonstelling van levende meesters zien, waarop deze vruchtbare kunstenaar niet door een of meer doeken vertegenwoordigd is. De zee, voor het oog van den oppervlakkigen beschouwer veelal eentonig, biedt hem, wien het zoogenaamde ‘zesde zintuig’ niet ontbreekt, de rijkste afwisseling van tafereelen, en Mesdag weet die in hun fijne kleurharmonie, hun wazige tinten en het beweeglijk spel van golven en wolken met bewonderenswaardige meesterschap weer te geven. Ofschoon hij zich eerst op gevorderden leeftijd aan de kunst is gaan wijden (hij was vijf en dertig jaar oud toen hij in 1866 naar Brussel vertrok om zich onder leiding van Tadema en Roelofs op het schilderen toe te leggen) heeft hij het in zijn eigenaardig genre tot een buitengewone hoogte gebracht. Al spoedig kon hij zijn meesters ontberen; hij ging zijn eigen weg en vond zijn besten meester in de natuur, die hij immer trouw gebleven is. Zijn woelige zee op de eerste bladzijde van dit nummer is een der fraaiste en teekenendste staaltjes van zijn vruchtbaar talent. Een drietal visscherspinken, als tot een gemoedelijk buurpraatje saamgekomen, terwijl op den achtergrond nog een groot schip in aantocht is, geven den onafzienbaren waterplas met den wolkenloozen, doch licht benevelden hemel tot achtergrond, een aanzien van gezellige bedrijvigheid, dat ondanks de kalmte der golven den titel der schilderij volkomen rechtvaardigt.