Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9 (1892-1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9
Afbeelding van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (49.12 MB)

Scans (797.61 MB)

ebook (41.52 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 9

(1892-1893)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Bij de Platen.

Morgengebed. -

Wat is treffender dan onschuldige kleinen de handjes te zien vouwen tot het morgengebed om den zegen van onzen Lieven Heer af te smeeken over den nieuwen dag! Wie er twijfelen mocht of het biddend opzien tot een Hooger Wezen den mensch is ingeschapen, die beschouwe een biddend kind. Het onbedorven kinderhart voelt als van nature het bestaan van een liefderijken Vader in den hemel, die over al Zijn schepselen waakt. Het vertrouwt zich ongedwongen aan Zijn vaderlijke leiding en het voelt behoefte, zoo voor zich als voor beminde wezens, voor vader en moeder, voor broertjes en zusjes de gunst van dien goeden Hemelvader af te bidden.

De schilder onzer gravure heeft die kinderlijke vroomheid even treffend als bevallig weergegeven. Die twee meisjes in haar lange witte japonnetjes lijken een paar engeltjes, zoo zacht, zoo rein, zoo schuldeloos zien ze er uit. En hoe eenvoudig dat groepje ook op zich zelf is, de smaakvolle en passende versiering, waarmee hij het heeft omringd, die fraaie drapeering op den achtergrond, die frissche rozen in de artistieke vaas op den voorgrond, dat alles maakt het tot een allerliefst schilderijtje.

‘Wien zoekt gij?’ -

Om de schoonheid van dit tafereel ten volle te waardeeren is het noodig dat wij ons het feit voor den geest roepen, hier op zoo treffende wijze door den schilder voorgesteld. Maria Magdalena, de trouwe leerlinge des Heeren, die zich geheel aan Hem had gewijd, die Hem als een dienstmaagd had gediend, die te Bethanië zijn voeten gezalfd en ze met heur haren afgedroogd had, die Hem gevolgd was op den lijdensweg en op Golgotha onder Zijn kruis had gestaan, zij kon den beminden Meester ook na Zijn dood niet vergeten, maar kwam Hem zoeken in het graf. Nog eenmaal wilde zij het Goddelijk Lichaam zien om het te balsemen en te vereeren. Maar die troost was haar niet vergund: ze vond het graf ledig.

‘En Maria,’ dus gaat het Evangelie-verhaal met roerenden eenvoud voort, ‘stond buiten bij het graf en weende. Als zij nu weende, boog zij neder en zag in het graf En zij zag er twee Engelen zitten, in wit gewaad, éénen aan het hoofd, en éénen aan de voeten, waar Jesus' Lichaam was gelegd geworden. Dezen spraken tot haar: Vrouw! waarom weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijnen Meester hebben weggenomen; en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. Toen zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts en zag Jesus staan; en zij wist niet dat het Jesus was. Jesus sprak tot haar: Vrouw, waarom weent gij? wien zoekt gij? Zij, meenende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heer, zoo gij hem weggedragen hebt, zeg mij, waar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem wegnemen. Jesus zeide tot haar: Maria! Zij, zich omkeerende, zeide tot hem: Rabboni! dat is: Meester!...’

Ziedaar de episode, door den schilder tot onderwerp gekozen voor zijn treffend Paaschtafereel. Inderdaad, het is Paaschmorgen hier. In het zachte morgenlicht glanst het wijde landschap in het rond; ernstig en plechtig in eenzame stilte liggen berg en dal, slechts een enkele struik verheft zijn bloeiende twijgen De morgenzon werpt haar stralen over het veld, tegen den donkeren rotswand, die steil omhoogrijst. Daar knielt Magdalena, de weelderige haarlokken omgeven haar gelaat, maar diepe smart is in haar betraande oogen te lezen: de steen is van de geopende grafholte weggewenteld, maar tevergeefs hebben haar oogen het Lichaam van den Heer en Heiland gezocht. Hopeloos wringt zij de gevouwen banden. Doch zie, daar verschijnt Hij, dien zij dood in het graf gewaand had, maar verheerlijkt en tot een nieuw leven opgestaan: in het wit linnen lijkkleed gehuld, staat de verheven verschijning achter Magdalena. Met de linkerhand het gewaad ophoudend, de rechterhand zegenend opgeheven, ziet Hij op de schreiende Magdalena neer, en minzaam vraagt Hij: ‘Wien zoekt gij?’

Jammer dat de schilder ons niet op een volgend tafereel de vreugde van Magdalena heeft gemaaid bij dat heuglijk weerzien van den verrezen Verlosser!

‘Toen werden hunne oogen geopend, en zij kenden hem.’ -

Hier zijn wij getuigen van de blijde verrassing, die de leerlingen vervullen moest bij het herkennen van den Meester, dien zij, gelijk Magdalena, dood en begraven waanden. Ook het tweetal van ons tafereel had reeds de hoop opgegeven, Hem ooit levend weer te zien; moedeloos hadden zij tegen den avond van den derden dag Jerusalem verlaten. Doch volgen wij liever de eigen woorden van het Evangelie:

‘En ziet, twee van ben gingen op denzelfden dag naar een vlek, hetwelk zestig stadiën van Jerusalem gelegen was, met name Emmaüs. En zij spraken met elkander over al hetgeen wat er gebeurd was. En het geschiedde, terwijl zij te zamen spraken en rodewisselden met elkander, dat ook Jesus zelf bij hen kwam en met hen ging. Maar hunne oogen waren verblind zoodat zij hem niet herkenden. En hij sprak tot hen: Welke zijn de reden, die gij wandelende met elkander wisselt en waarom zijt gij treurig? En de eene, met name Cleophas, antwoordde en zeide tot hem: Zijt gij alleen vreemdeling in Jerusalem en weet gij niet wat in deze dagen daar geschied is? En hij sprak tot hen: Wat? En zij zeiden: Aangaande Jesus den Nazarener, die een profeet was, een man machtig in werken en woorden, voor God en al het volk. En hoe onze opperpriesters en oversten hem tot de straffe des

[pagina 304]
[p. 304]

doods overgeleverd en hem gekruisigd hebben. Wij echter hoopten dat hij het was, die Israël zoude verlossen. Doch nu is het, na dit alles, heden de derde dag, sedert deze dingen geschied zijn. Maar ook hebben ons sommige vrouwen uit de onzen ontsteld, die vóór het licht aan het graf geweest zijn; en zijn lichaam niet vindende, kwamen en zeiden, dat zij ook eene verschijning van Engelen gezien hadden, die zeggen dat hij leeft. En sommigen uit de onzen zijn naar het graf gegaan, en hebben zoo bevonden als de vrouwen gezegd hadden; hem echter vonden zij niet.

En hij sprak tot hen: O onverstandigen en tragen van harte om alles te gelooven hetgeen de profeten gesproken hebben! Moest de Christus niet dit lijden en aldus ingaan in zijne heerlijkheid? En beginnende van Mozes en alle de profeten, verklaarde hij hun, in alle de schriften, hetgeen er van hem stond.

En zij naderden het vlek waarheen zij gingen: en hij gedroeg zich als wilde hij verder gaan. En zij noodigden hem en zeiden: Blijf bij ons want het wordt avond en de dag is reeds gedaald! En hij ging met hen binnen. En het geschiedde, als hij met hen aanzat, dat hij het brood nam en zegende en brak en aan hen gaf. Toen werden hunne oogen geopend en zij kenden hem: maar hij verdween uit hunne oogen. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, toen bij op den weg sprak en ons de schriften opende?’

Een groepje distelvinken. -

Na de plechtige, ernstige tafereelen op de vorige bladzijden is dit groepje een lieve verrassing. Het brengt ons te binnen hoe het ook Paschen is in de natuur, waar alles in deze dagen van opstanding en nieuw leven getuigt. Laat nu lustig uw liederen klinken, gij dartele vogeltjes: het is Paschen:

 
Alles herleeft weer, alles ontwaakt;
 
Dit is de dag, dien de Heer heeft gemaakt!

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken