Antwoord van Dr. Schaepman,
Generaal!
Ik gevoel mij trotsch en gelukkig tot u eenige woorden van dank uit naam der Hollandsche Zouaven, die om u vereenigd zijn, te kunnen richten. De rede, welke gij zoo even hebt uitgesproken, heeft al de snaren van hun hart doen trillen en heeft uitbarstingen van geestdrift verwekt, welke u zullen hebben bewezen, dat zij altijd dezelfden zijn, zij mogen dan uwe toehoorders of uwe soldaten wezen. Uw woord heeft hun herinneringen verlevendigd, hun trouw bevestigd en iederen morgen zal het voor hen het ‘réveille’ zijn en gedurende de hitte van den dag de marsch voorwaarts.
‘Maar veroorloof mij, generaal, u op geheel bijzondere wijze dank te zeggen uit den grond mijns harten voor den kreet, waarmee uw toespraak besluit, den kreet ter eere van onze jeugdige en bevallige Koningin (Applaus). Ik dank u daarvoor en ik zal u zeggen waarom.
‘Wij, Hollanders, zijn een klein volk, maar een zeer fier, zeer onafhankelijk en zeer trouw volk. Wij kennen ons geen vijanden, maar ook geen bondgenooten toe Wij steunen slechts op God en op ons recht. Wij danken ons grondgebied aan onzen strijd tegen de zee en onze eenheid aan worstelingen, die onszelf lang hebben verdeeld. Maar de eenheid is eindelijk verkregen en het levende en schitterende symbool dezer eenheid is het nationale koningschap in het Huis van Oranje. Voor ons is dit koningschap de hoeksteen en de sleutel van al onze politieke instellingen, de waarborg bij de gratie Gods van het ware gezag en van de rechtmatige vrijheid En dáárom ligt al onze hoop in die geestdriftige liefde voor onze jonge Koningin, welke de Almachtige God zich gewaardige Zijn vollen zegen te schenken. (Bravo.)
‘Ik kan intusschen niet eindigen, generaal, zonder u nog een woord toe te voegen. De oude zinspreuk, welke gij ons met zooveel geesten zooveel warmte in herinnering hebt gebracht is - gij zult mij veroorloven het u te zeggen - niet anders dan het korte begrip van geheel uw leven. Gij zijt èn door recht van geboorte èn door recht van verovering de meest waardige vertegenwoordiger van dit schoone devies: ‘Mon Dieu, mon roi, ma dame!’ Gij hebt uw God gediend door te dienen Zijne Kerk, de Moeder en Koningin der volken. Gij zijt trouw gebleven aan uw Koning, aan het groote beginsel van het wettige koningschap, belichaamd in den Plaatsbekleeder van O.H. Jesus Christus, koning van Rome.
‘En wat uwe ‘dame’ betreft, o, gij hebt haar bemind met een trouwe liefde, een liefde, sterker dan de dood. Want ik durf haar noemen deze schoone en groote ‘dame’, zij heet Frankrijk. Het katholieke Frankrijk, de oudste dochter der Kerk, het Frankrijk, dat de moeder is van alle edele geestdrift en grootsche daden, het Frankrijk, dat van de H. Maria Magdalena de naastenliefde heeft, die bekoort en van den H. Dyonisius de wijsheid, die tot het sublieme opvoert.
‘Ziedaar uw ‘dame’, generaal, de ‘dame’, welke gij in uw hart draagt en bij wie altijd uw gedachten zijn. Gij behoort tot degenen, op wie zij rekent en op wie zij terecht rekent. Gij zult haar overal en in alle omstandigheden dienen; gij behoort tot hen op wie Paus Leo XIII het oog heeft gericht, als de redders van uw schoon land, tot hen, die alle krachten zullen vereenigen, om de zedelijke grootheid van hun vaderland te bewaren of te verhoogen.
‘En met de gedachte aan deze ‘dame’ verzoek ik mijne landgenooten en vrienden te Uwer eer, generaal, den kreet aan te heffen: Leve Frankrijk. (Daverende toejuichingen.)