van alle geriefelijkheden voorzien en keurig gemeubileerd. Daar leefden Eduard en Sophie alleen voor elkander, en toen later het gezin met een paar kleine springertjes vermeerderd werd, alleen voor hun kinderen. Aan uitgaan dacht Eduard niet. Waar kon hij beter zijn dan thuis bij zijn lief vrouwtje en zijn dotjes van kinderen? Soms rolde hij met de kleinen over den vloer, dat zij het uitschaterden van de pret; zelf zaagde en timmerde hij allerlei speelgoed voor de kleuters, al deed hij overigens niet meer zoo druk aan zijn zaagliefhebberij als vroeger. Zachtjes aan kreeg hij andere dingen aan het hoofd; hij had zijn vermogen te beheeren en deed dit met de uiterste zorg. In zijn vrouw, die bij haar vader in den winkel rekenen geleerd had, vond hij daarbij een uitstekende hulp. 's Avonds als de kinderen naar bed waren, konden ze soms heel verstandig zitten redeneeren over geldzaken, en als ze daarover uitgepraat waren, boden de kinderen en de verwachtingen voor de toekomst, op die veelbelovende telgen gebouwd, nog stof in overvloed tot lange en vertrouwelijke gesprekken.
Kortom de heer en mevrouw Van Elten waren zoo gelukkig als ze maar konden verlangen. Aan conversatie hadden ze geen behoefte; ze hadden genoeg aan elkander, en al zagen ze weinig menschen, ze verveelden zich nooit.
Daar Eduard van jongsaf bij moeder thuis had gezeten en nooit, zooals andere jongelui, in de gelegenheid geweest was, hetzij op school, hetzij later in koffiehuis of sociëteit kennissen op te doen, had hij nagenoeg geen vrienden. Een enkele maar, een voormalige buurjongen en speelkameraad had de kennis aangehouden en kwam nu en dan op de thee. Hij was nog ongetrouwd, en daar hij zich niet zooals zijn vriend de weelde veroorloven kon een vrouw zonder een rooden duit te nemen, vertoonde hij zich nogal in de wereld, in de hoop eenmaal een goede partij te doen. Hij was een aardig prater en de Van Eltens zagen hem daarom graag; hij wist altijd zoo het een en ander te vertellen uit de kringen, waar Eduard volgens zijn stand eigenlijk thuis hoorde, maar zich niet thuis voelde ten gevolge van zijn min of meer verwaarloosde vorming en zich na zijn huwelijk heel niet meer voegen kon.
‘We hebben Donderdagavond een feestje in de Harmonie,’ vertelde Frans Jonkers op een keer. ‘Dat geven we zoo een keer of vier in den winter. Enkele dilettanten onder de leden dragen dan zang- en tooneelstukjes voor, afgewisseld door muziek, en na afloop is er bal. Het zijn de eenige avonden, waarop de leden hun dames meebrengen, en elk lid heeft het recht, een stadgenoot met zijn dame te introduceeren. Mag ik jullie uitnoodigen, daarvan gebruik te maken?’
‘Och, we zijn aan zulke vermakelijkheden niet gewoon,’ hernam de heer des huizes. ‘We gaan nooit uit en zitten maar het liefst samen thuis, niet waar vrouw?’
‘Nu ja,’ hernam deze aarzelend, ‘maar voor een keer was het misschien niet onaardig; thuis zitten kunnen we altijd nog genoeg.’
‘Dat zeg ik ook,’ zei Frans Jonkers daarop. ‘Komaan, doe me het plezier en ga eens mee; ik ben zeker dat je je wel amuseeren zal.’
‘Nu, als Sophie er zin in heeft, dan heb ik er niets tegen,’ hernam Eduard onverschillig.
‘Ja, om de waarheid te zeggen,’ viel Sophie daarop in, ‘wou ik daar wel eens naar toe; ik ben nog nooit in de Harmonie geweest, en me dunkt, zoo'n avondje kan wel aardig wezen Voor de kinderen hoef ik geen zorg te hebben; ze zijn Goddank gezond en ik kan ze best aan Pietje overlaten; die houdt dol veel van de peuzels.’
‘Nu mag ik jullie dan Donderdagavond komen halen?’ vroeg Jonkers. ‘Het begint om acht uur.’
‘Mij goed,’ zei Eduard en slurpte behaaglijk aan zijn kopje thee, als deed alleen het vooruitzicht van dien uitgaansavond hem nu reeds het genoegen van de huiselijke theetafel des te hooger waardeeren.
Op den bepaalden avond en het gestelde uur was hij echter kant en klaar; daar had zijn vrouw voor gezorgd, die, niet gewoon in de wereld te verschijnen, zich van het feestje groote voorstellingen had gemaakt. Ze had er zich netjes op gekleed, om haar man en diens vriend geen oneer aan te doen en ze had er voor gewaakt, dat ook Eduard, die anders weinig werk maakte van zijn toilet, er ditmaal onberispelijk uitzag.
Het rijtuig kwam voor en het drietal reed naar het sociëteitsgebouw.
Bij het betreden der schitterend verlichte zaal, vol elegante groepjes van heeren in gekleed costuum en dames in baltoilet, met zachtkleurige sorties om en wuivende waaiers in de hand, keken de heer en mevrouw Van Elten een beetje verbluft Maar hun geleider ging hun met de zekerheid van iemand, die hier thuis was, voor, leidde hen naar een goede plaats, liet hen kennis maken met hun buren en weldra voelden zij zich volkomen op hun gemak. Het scherm ging op en de verschillende vertooningen amuseerden mevrouw Van Elten bijzonder, terwijl haar man blijkbaar veel genoegen vond in de conversatie onder de pauseeringen met een deftig heer naast hem, een der bestuursleden van de sociëteit. De avond ging allerprettigst voorbij, en ofschoon de heer en me vrouw Van Elten aanvankelijk niet van plan waren geweest op het bal te blijven, lieten zij zich toch gemakkelijk overhalen, althans een paar dansjes bij te wonen.
‘Misschien krijgt u er zelf nog wel lust in, mevrouwtje,’ zei een der dames, met wie zij had kennis gemaakt
‘O gunst neen,’ hernam mevrouw Van Elten schuchter blozend, ‘de tijd heugt me niet dat ik gedanst heb, en ik ben er ook niet op gekleed.’
‘O wat dat laatste betreft, dat is minder.... 't is immers geen publiek bal: we zijn hier en familie.’
Eduard lachte eens bij de gedachte, dat hij en zijn vrouw, die nooit uitgingen en geen andere sprongen maakten dan thuis voor de aardigheid met de kinderen, nu opeens ten aanschouwen van een heele zaal met menschen aan het dansen zouden gaan. Maar eer het een uur verder was, maakten ze toch zoo waar een walsje mee. Mevrouw bloosde van vergenoegdheid en haar man zag er zoo verguld uit, als ze hem nog nooit had gezien. Beiden waren half dronken van die ongewone opgewektheid, het helle gaslicht, de vergulde spiegels, de zwierige toiletten, de glimlachjes der dames, de galante aardigheden der heeren, de huppelende dansmuziek, kortom heel de bedwelmende atmosfeer van de balzaal, die hun te eer naar het hoofd sloeg, naarmate zij er minder aan gewend waren. Ze smaakten een tot dusver ongekend genot; een nieuwe wereld ging voor hen open, een tooverwereld welker bestaan ze niet vermoed hadden.
‘Ons bal schijnt u nogal te bevallen, al had u eerst geen plan er aan deel te nemen,’ merkte het bestuurslid op. ‘Me dunkt u moest er wat meer gebruik van maken; waarom wordt u geen lid van onze sociëteit? We geven vier zulke avonden op een winter, en daar kan mevrouw - met een buiging naar de blozende en half hijgende Sophie - nog veel aardigheid van hebben.’
‘Ja, dat heb ik ook al gezeid,’ viel Frans Jonkers daarop in, ‘maar mijn vriend Van Elten is zoo'n onverbeterlijk huisvader, dat hij de deur niet uit te krijgen is. Mevrouw zou daar zeker zoo erg niet tegen opzien, is 't wel?’
‘Neen, voor een keer mag ik zoo'n avondje wel,’ antwoordde Sophie een beetje verlegen. ‘Een mensch mag toch wel eens wat hebben.’
‘'t Is waar ook,’ beaamde haar man. ‘Nu, weet je wat, dan zal ik lid worden.’
‘Daar doet u wel aan,’ zei het bestuurslid goedkeurend. ‘Ik beloof u, u zal er geen spijt van hebben.... Enfin, u heeft van avond onze sociëteit leeren kennen, en ik hoef er u dus niets van te zeggen. Ik zal u onmiddellijk voorhangen en binnen veertien daag krijgt u bericht van de aanneming; de leden zullen u met genoegen in onzen kring welkom heeten.’
Hoogst voldaan over hun uitgaansavondje keerden de heer en mevrouw Van Elten naar huis terug, en toen den anderen dag Frans Jonkers tegen koffiedrinken vriendschappelijk kwam hooren hoe ze geslapen hadden, waren ze nog vol van de aangename indrukken, op het feest opgedaan. Met ongeduld verbeidde Eduard zijn bewijs van lidmaatschap en toen hij dit thuis kreeg tegelijk met een exemplaar van de statuten en het reglement der vereeniging, bestudeerde hij al de bepalingen daarvan met een ernst als gold het zijn opneming in het gewichtigste staatscollege. Met eerbied en geheimen naijver zag hij onder den slotzin: ‘Aldus bepaald en vastgesteld’ enz. de namen prijken der bestuursleden, met hun qualiteit er achter: president, vice-president, 1e secretaris, 2e secretaris, thesaurier, en een tot dusver nooit gekende eerzucht ontwaakte in zijn mannelijke borst, een eerzucht, onmiddellijk aangewakkerd door Sophie, die met vrouwelijken trots opmerkte:
‘Wie weet, maken ze jou ook nog niet zoo iets.’
Hij bestuurslid van een vereeniging, hij die zich tot dusver nooit in gezelschappen bewogen had! Neen, daar was geen denken aan, en voor het eerst voelde Eduard zich ontevreden over zich zelven. Maar hij was nog jong genoeg om savoir vivre op te doen en zich tot een man in de maatschappij te vormen. Hij zou er zich met ernst op toeleggen, en vol van dit loffelijk voornemen vergezelde hij zijn vriend Frans Jonkers naar de sociëteit.
Hij werd er met handdrukken en felicitaties verwelkomd; de president in persoon gewaardigde zich hem uitvoerig op de hoogte te brengen van al de aangelegenheden der vereeniging en sprak den wensch uit, dat de sociëteit hem tot haar trouwste bezoekers mocht tellen. Toen Eduard bij zijn thuiskomst dit alles opgetogen aan zijn vrouw vertelde voelde ook zij zich niet weinig gevleid met de onderscheiding hem betoond, en dacht er met aan, er over te pruttelen dat hij voor het eerst sinds hun trouwen een half uur over tijd kwam om te eten.
Dat gebeurde in het vervolg echter wel eens meer, en nu meende Sophie hem toch vriendelijk de opmerking te mogen maken, dat dit op den duur erg onplezierig was: de soep was koud en het lekker van het eten af; daarbij werden de kinderen lastig, als ze niet geregeld op tijd aan tafel konden gaan. Eduard beloofde beterschap, maar hield zijn belofte niet lang; bij een vernieuwde aanmaning gaf hij kregel ten antwoord:
‘Ik weet ook niet, waarom we altijd zoo vroeg moeten eten; zet het diner een uur later.’
‘Ja, voor ons is dat niets,’ hernam Sophie inschikkelijk, ‘maar de kinderen kunnen zoo lang niet wachten.’
‘Nu, laat die dan vooraf eten; we hebben aan tafel toch niets als last van die deugnieten.’
Dat zou Eduard vóór een paar maanden nooit gezegd hebben: toen was het juist zijn grootste plezier, de kleinen aan tafel om zich heen te hebben, en ze te voêren, zoodat Sophie, bezorgd voor de jeugdige maagjes, tusschenbeide moest komen. In haar toegevendheid merkte ze echter niets van de verandering, die langzaam in hem plaats greep, en verzette gewillig het etensuur.
Een paar weken ging het nu goed en konden ze met smaak eten, schoon het Sophie in den beginne toch hinderde, dat de kinderen er niet meer bij waren; maar Eduard had altijd het een of ander te vertellen, wat hij op de sociëteit had gehoord, en daarbij vlaste zij steeds op den tweeden damesavond, waarvan de datum nu al bepaald was. Zij informeerde met belangstelling naar de toebereidselen; er werd nog meer werk van gemaakt, dan den vorigen keer; het feest beloofde schitterend te worden, en in dat vooruitzicht getroostte zij zich een kleine onaangenaamheid.
Inderdaad overtrof de soirée haar stoutste verwachtingen; ditmaal had ze er aan deel-