De kathedraal van Roermond tijdens en na den brand. -
Met weemoedige belangstelling zal de lezer ongetwijfeld deze twee gravuurtjes beschouwen, die een denkbeeld geven van de verwoesting, op Vrijdag 20 Mei aan Roermonds vermaarde St.-Christoffelkathedraal aangericht. Op de eerste afbeelding rijst de slanke toren, bekroond met het metalen beeld van den schutspatroon der stad, nog fier omhoog, doch helaas! rookend als een Vesuvius, en op het andere plaatje zien we den steenen reus voor de helft ingekort en het kerkgebouw, dat hij als een trouwe wachter bewaakte, uitgebrand en van het dak beroofd.
Het moet een treurig schouwspel geweest zijn voor de Roermondenaars de vlammen te zien woeden in hun dierbaar, overoud heiligdom, zonder iets te kunnen doen om het vuur te stuiten. Omstreeks half zeven in den avond hadden enkele bliksemstralen het luchtruim doorkliefd, doch niemand dacht er aan, dat die ergens waren ingeslagen, toen op eens door de straten het gerucht liep dat het hemelvuur den top van St. Christoffel getroffen had. Even beneden het beeld van den patroonheilige stegen de rookwolken uit den toren. Tevergeefs ijlden de opperbrandmeester met nog een paar wakkere helpers naar boven om den brand te blusschen; zij hadden geen water, en eer uit het stadhuis de extincteur voor den dag gehaald was, had het vuur reeds zoo geweldig om zich gegrepen, dat er aan geen redding meer te denken was. Naar alle zijden sloegen de vlammen uit en vormden als een gouden aureool om het beeld van St. Christoffel, tot ontsteltenis der geheele stad, die aldus den geliefden schutspatroon door het vernielend element zag bestookt. Twintig minuten over zevenen zakte het beeld, dat zooveel eeuwen en stormen getrotseerd had, langzaam naar beneden, bleef een oogenblik op het staketsel van den omgang hangen, stortte met donderend geraas naar beneden en bleef op de kerk naast den toren liggen.
Ook de kerk stond weldra in brand en ofschoon de brandweer spoedig aanrukte, tegen den vuurgloed kon zij niets uitrichten; zij moest zich tot de bescherming van de omliggende huizen en gebouwen bepalen. Intusschen waren honderden handen aan het werk om zooveel mogelijk uit de kerk te redden; weldra waren de altaren in de zijbeuken van hun sieraden ontdaan, de kruiswegstaties afgenomen, al wat vervoerbaar was, ook van de hoofdaltaren, weggehaald. Veel werd in bewaring gebracht in het bisschoppelijk seminarie.
Daar de brand inmiddels maar voortwoedde, moest men er op bedacht zijn, de aangrenzende huizen te ontruimen; alles was daarmee druk in de weer en de eerw. heeren seminaristen hielpen wakker mee. Gelukkig bleek die maatregel overbodig, daar het vuur zich tot toren en kerk bepaalde. Wel werd hier en daar een begin van brand ontdekt, doch de brandweer, die met de spuitslangen op de daken geklommen was, wist het weer telkens in den aanvang te stuiten. Toch waren de huizen van de Kraanpoort door al de bewoners verlaten, daar men het grootste gevaar van wege den brandenden toren duchtte.
Het stedelijk bestuur had intusschen telegraphisch om hulp uit Venlo verzocht en tegen tien uur arriveerden van daar twee brandspuiten met aanjagers, bediend door een flink georganiseerde brandweer, gekleed in witte kielen met helmen op het hoofd en van reddingtoestellen, touwen en al het noodige voorzien. Door de beangste Roermondsche bevolking met luid hoera begroet, konden deze welkome helpers echter weinig meer uitrichten.
Om tien uur moest de burgemeester last geven de kerk te ontruimen, daar er gevaar begon te komen voor het doorbranden der gewelven. Men spoedde zich dan ook naar buiten, waar een groote schare tot laat in den nacht getuige bleef van het grootsch, maar treurig schouwspel, dat de brandende kathedraal opleverde. Nu en dan stortten kolossale brandende massa's naar beneden, doch langzamerhand begon het gevaar te wijken, zoodat tegen half drie in den nacht de schutterij en ook enkele spuiten konden inrukken.
In weinige uren tijd was voor honderdduizenden guldens schade aangericht. De toren was geheel uitgebrand, het orgel vernield, de klokken gesmolten, en het geliefde St.-Christoffelbeeld, de trots van Roermond, tot een vormloozen klomp verpletterd. Ook de kerk had veel geleden, daar niet alleen het dak was verbrand, maar ook de gewelven zwaar bleken beschadigd.
De kathedraal van Roermond is een der merkwaardigste gebouwen, die ons vaderland kan aanwijzen. Oorspronkelijk gebouwd in den vorm van een Latijnsch kruis, werd zij in het jaar 1410 begonnen, en later met de beide groote en de verschillende kleinere koren vergroot. Zoo werd in 1498 het Lieve-Vrouwekoor gebouwd, terwijl het H.-Sacramentskoor waarschijnlijk nog eenige jaren ouder is. Wanneer de bouw der heele kerk voltooid was, kan niet met zekerheid gezegd worden, maar men mag aannemen dat zij vóór het einde der vijftiende eeuw voltrokken was. De toren schijnt gelijktijdig met de kerk gebouwd, want als men steenen en bouwtrant vergelijkt, zal men bevinden, dat de drie benedenste verdiepingen geheel met de kerk overeenstemmen. Het gedeelte boven de wijzerplaat moet echter van latere dagteekening zijn; het droeg voor de jongste gedeeltelijke restauratie het jaartal 1604.
Het kapwerk met het beeld van den H. Christoffel werd eerst in 1683 geplaatst, zooals blijkt uit een nog aanwezig protocol van 23 Nov. 1652, luidende als volgt: