Frederik de Groote en de Pandoer. -
Deze plaat vertelt ons een anekdote uit het leven van den Pruisischen koning Frederik II, en wel een, die een aardig denkbeeld geeft van de tegenwoordigheid van geest, die de vorst in hachelijke oogenblikken wist aan den dag te leggen. Het geval, door onze teekening voorgesteld, is het volgende:
De hoogovens.
In het jaar 1758, het derde van den zevenjarigen oorlog, moest Frederik na de vruchtelooze belegering van Olmütz in Bohemen naar Silezië terugwijken, terwijl de vijanden hem op den voet volgden. Toen hij nu op een keer in gezelschap van maar een klein gevolg uitreed, om zich met eigen oogen van de stelling der Oostenrijkers te overtuigen, werd er uit een boschje door Pandoeren op hem gevuurd, hetgeen hij in den aanvang volstrekt niet opmerkte. Plotseling echter riep een jager hem toe, dat achter een boom langs den weg een Pandoer het geweer op hem aanlei. Frederik zag op, - het ging om zijn hachje, want de vijandelijke soldaat had zijn doel blijkbaar zeker in het oog en was op het punt den haan over te halen. Hulp van anderen kon hier niet baten. Daar hief Frederik, aan een plotselinge ingeving gevolg gevend, zijn stok, dien hij zelfs te paard altijd bij zich had, omhoog en riep dreigend: ‘Du! du!’ terwijl hij den vermetele een blik toewierp, die hem als een bliksemstraal verlamde. De soldaat verschrok zoo geweldig, dat het geweer hem uit de hand viel en hij in eerbiedige houding staan bleef tot de koning voorbijgereden was.