Wedren in een romeinschen circus. -
Hoe groot en schitterend komen ons, daarbij vergeleken, de feesten voor, waarin het oude Rome zich verlustigde, al waren die dan ook veel wreeder en bloediger overeenkomstig de barbaarschheid van het Heidendom.
Zooals men weet, was de circus der ouden heel wat anders dan wat wij tegenwoordig onder dien naam verstaan. Het was een inrichting, waar op staatskosten, tot vermaak van het heele volk, wedrennen, dieren- en menschemworstelingen gegeven werden. Zulk een circus was dan ook een monumentaal, ontzaglijk gebouw, bestaande uit een open, langwerpig ronde renbaan, omringd met een amphitheater van zuilenrijen, dat soms over de 50.000 zitplaatsen voor de toeschouwers aanbood. Ja, de geschiedschrijvers spreken van een circus, die 150 000 toeschouwers bevatten kon en waaraan men later nog 5000 zitplaatsen toevoegde. Onder de zuilenrijen aan de buitenzijde was daarenboven nog ruimschoots plaats voor tenten en kramen, waar goochelaars, waarzeggers en kleine kooplui hun bedrijf uitoefenden. Met bewondering aanschouwen wij nog heden de puinhoopen dier trotsche gehouwen.
abbas pasja, de nieuwe khedive van egypte.
In plechtigen optocht, met de priesters en hooge staatsambtenaren aan het hoofd, trok men op om dergelijke kampspelen bij te wonen, die dikwijls in gruwzame bloedtooneelen ontaardden. Vuist- en zwaardvechters, worstelaars en loopers streden daar om den prijs en meestal was dat een strijd op leven en dood. Misdadigers en later helaas, ook de Christenen, die als vijanden van den staat werden vervolgd, liet men worstelen met wilde dieren, tijgers en leeuwen, die uit getraliede kooien in de renbaan konden losgelaten worden. Op onze gravure is zulk een getraliede opening zichtbaar.
Het veelvuldigst waren de wedrennen met wagens, waarbij de rijders in vier groepen werden verdeeld. De wedren bestond uit vier en twintig ritten en elke rit uit zeven omloopen om een zuil, aan het eene einde der baan, die te zamen ongeveer anderhalve geographische mijl bedroegen. Elke groep maakte zes ritten, drie des voormiddags en drie des namiddags. De tweeraderige wagens waren zeer licht en stevig en gewoonlijk met twee of drie, soms ook met vier paarden naast elkaar bespannen.
Door een zeil waren de toeschouwers tegen de zon beschut en een steenen muur ter hoogte van vijftien voet scheidde hen van de renbaan, wat wel noodig was ter voorkoming van ongelukken. Want in woeste teugellooze vaart snorden de paarden en wagens de renbaan rond, en de wedren liep nooit ten einde zonder dat er aan menschen of paarden dooden vielen. Nog veel bloediger ging het natuurlijk toe bij de worstelingen met wilde dieren.
Zulk een wedren met de hartstochtelijke deelneming van het bloeddorstige volk wordt ons voorgesteld door het tafereel in dit nummer, dat het schilderachtig, maar vreeselijk schouwspel met aangrijpende kracht weergeeft. De schilder van dit belangwekkend historiestuk is Alexander Wagner, een historieschilder uit Hongarije, die sedert 1866 als leeraar in het schilderen werkzaam is aan de Munchener academie.