Wetenswaardig Allerlei.
Hooge leeftijd. -
‘Het leven des menschen is kort.’ Dit is een waarheid, die door den twintigjarige alleen als een manier van spreken beschouwd, door den dertigjarige niet tegengesproken, en eerst door den veertigjarige ten volle beaamd wordt. Van duizend menschen, die geboren worden, zijn met het veertigste jaar reeds veel meer dan de helft overleden, en van deze duizend bereikt niemand het negentigste levensjaar. Op grond van de statistische tabellen der levensverzekeringmaatschappijen kan de graad van waarschijnlijkheid berekend worden, die men op zekeren leeftijd heeft, nog een bepaald aantal jaren te leven. De waarschijnlijkheid, dat een veertigjarige nog twintig jaar zal leven, is omtrent 3/5, d. w.z. van elke vijf menschen, die nu veertig jaar oud zijn, zullen gemiddeld drie het tot zestig jaar brengen. Wil men verder weten, hoe groot de waarschijnlijkheid is, dat een aantal menschen, nadat zij zestig jaar zijn oud geworden, nog twintig jaar zullen leven, dan vindt men dat dit 1/6 is, is d.w.z. van de zes menschen van zestig jaar zal maar hoogstens één enkele het tot tachtig jaar brengen. Negentigjarigen en menschen van nog hoogeren leeftijd zijn overal een groote zeldzaamheid. Uit vroegeren tijd wordt echter van sommigen bericht, dat zij ver over de honderd jaar oud zijn geworden.
Zoo wordt verhaald, dat de Hongaar Peter Czartom 185 jaar oud werd en drie eeuwen gezien heeft, daar hij in 1539 geboren was en in 1724 stierf. Toen keizer Alexander I van Rusland zich eens in de Oostzee-provinciën ophield, stelde men hem een man voor, die met Gustaaf Adolf als stalknaap uit Zweden overgekomen was en bij gevolg een paar eeuwen oud moest zijn.
Deze leeftijd steunt echter te weinig op vaste gronden, om hem zoo maar klakkeloos aan te kunnen nemen. In den herfst van het jaar 1869 stierf te Luga in Rusland een koopman met name Abraham Petrow, 133 jaar oud, die bijna nooit ziek geweest was en zich tot aan zijn dood in een zeer goed gezicht en geheugen verheugd had. In hetzelfde jaar stierf in een dorp in Mexico zekere Maria Rubalcava in den nauwkeurig vastgestelden leeftijd van 125 jaar en 2 dagen, die tot nog kort voor haar overlijden in het huishouden bezig was. In het jaar 1867 stond zelfs een 115 jaar oude vrouw terecht voor het comitaatsgericht te Arad, van vergiftiging aangeklaagd, maar werd wegens gebrek aan bewijzen vrijgesproken. De in het jaar 1764 geboren graaf Waldeck bracht nog in 1867 een schilderij naar de Parijsche tentoonstelling, maar meende toch, dat hij nu langzamerhand oud begon te worden. ‘Ik ben’, zei hij toen, ‘mijn 104de jaar ingetreden, en op dien leeftijd blijft men graag thuis.’
Te Lundenburg, bij Brünn in Moravië, stierf in Mei 1878 zekere Jozef Harbal, in den leeftijd van 105 jaar, die tot zijn laatste dagen nog vrij stevig gebleven was. Hij had de slagen bij Ulm (1804) en Aspern (1809) en ook dien bij Leipzig (1813) meegemaakt. Omstreeks denzelfden tijd leefde in het invalidenhuis te Bromberg nog een soldaat uit het leger van Frederik den Groote, met name Stanislaus Baguimski. Hij had tot het eerste regiment artillerie te Berlijn behoord, en was in 1878 volle 117 jaar oud. Hoe lang hij nog geleefd heeft, is niet bekend. In Hongarije leefde tegen het einde van 1877 de Rumeensche boer Paskoe Kodo te Luka in het comitaat van Bifarn, toen in zijn 125ste levensjaar. Na zijn vijf-en-dertigste jaar was hij voor den arbeid ongeschikt en leefde van aalmoezen, een bewijs, dat ook de mensch bij het bedelen stokoud kan worden. Het gezicht, het gehoor en de voeten van den ouden man waren zwak geworden, zijn geheugen was vrij goed, zijn gestalte gekromd, gezicht en handen door diepe voren doorploegd. In Juli 1878 stierf te Kirchbracht bij Gelnhausen een boer, Florian Weismuth, die als soldaat onder hertog Ferdinand van Brunswijk diende, verscheidene veldslagen meemaakte en in den leeftijd van 148 jaren en een maand stierf.
Professor Buchner, een specialiteit op dit gebied, wijst er op, dat er in de overlijdensregisters van Engeland en Wales, uit het jaar 1876, 183 mannen en 409 vrouwen voorkomen, die 95 en meer jaren oud werden. Hieruit ziet men reeds, dat een veel grooter aantal vrouwen dan mannen een hoogen leeftijd bereikt hebben