Bij de Platen.
Grootvaders liefste uurtje. -
Het lief en leed van het menschelijk leven blijft in alle eeuwen hetzelfde; zoolang er menschen zijn, is er bemind en geleden, gelachen en geweend. Dat stelt de beoefenaars van het zoogenaamde genre onder onze schilders in staat, een aangename afwisseling te brengen in hun huiselijke tafereelen. Het genoegen van een grootvader te midden van zijn kinderen, - hoe dikwijls zagen wij het al in beeld gebracht! Maar als, gelijk hier, de schilder zijn personages in een kleeding steekt van twee-, driehonderd jaar terug en ze in een daarbij passende omgeving plaatst, dan lijkt het tooneel ons weer geheel nieuw en ontleent daarbij aan het schilderachtige van costume en stoffeering, aan de poëzie van het verleden, een eigenaardige bekoring.
Met welgevallen beschouwen wij den goeden grijsaard, die zich in het spel zijner kleinkinderen verlustigt, terwijl zijn dochter, de jonge moeder, den altijd welkomen gast een glas wijn aanbiedt. Bijzonder gelukkig van uitdrukking is de kleine jongen, die zich tegen grootvaders knie vleit en ofschoon door diens knokkelige oude hand omklemd, toch blijkbaar jaloersch is op zijn jonger zusje, dat kraaiend komt aan-kruipen en naar zijn meening al te veel grootvaders aandacht in beslag neemt. En bevallig ‘doet,’ zooals onze artisten zeggen, in dit oud-Hollandsch binnenhuis de lieve verschijning der jonge vrouw, die de dubbele vreugde van ouder- en kinderliefde verpersoonlijkt.