CXV.
De geliefde van den Korsikaan.
Josefine De Beauharnais zat bij mevrouw Chateau Regnault aan het venster, toen Napoleon Bonaparte werd aangediend.
Eene zonderlinge onrust, die zij moeite had te verbergen, overviel haar bij zijne verschijning, en toch boezemde geen der andere genoodigden haar zooveel belangstelling in als hij; onwillekeurig sloeg zij vaak een blik op hem.
‘Mij dunkt, burger-generaal,’ sprak zij tot hem, toen hij haar was voorgesteld geworden, ‘dat ge weinig in uw schik zult zijn over de ontsteltenis, die ge in de stad hebt veroorzaakt.’
‘Dat kan wel zijn, mevrouw,’ gaf hij ten antwoord, ‘maar wat zal ik u zeggen? Een soldaat is slechts een automaat, die door zijne meerderen in beweging wordt gebracht; hij moet alleen gehoorzamen. De sekties mogen zich trouwens gelukkig achten, ik heb ze verschoond, de meeste kanonnen waren met los kruit geladen. Overigens,’ besloot hij op eigenaardigen toon, ‘heb ik daarmede op Frankrijk mijn zegel gedrukt.’
Josefine huiverde van den man, die met een trotsch zelfgevoel over eene zoo afgrijslijke daad kon spreken, maar tevens voelde zij bewondering voor dat ijzeren karakter.
‘Die kleine schermutselingen zijn echter slechts de vesper van mijn roem,’ vervolgde hij, toen Josefine niet antwoordde.
Zij zag hem aan als wilde zij hem met hare verachting straffen en hare verontwaardiging te kennen geven, maar haar blik noch hare stem waren vast, toen zij zeide:
‘Dan zou ik u liever onder de slachtoffers dan onder de overwinnaars willen zien.’
Een in hunne nabijheid staand generaal stoorde hen in hun gesprek met de mededeeling dat men een nieuw Rijn-leger wilde vormen.
‘Gelukkig hij die met deze taak wordt belast!’ riep Bonaparte. ‘Maar,’ liet hij er snel op volgen, als speet het hem een wensch te hebben doen kennen, ‘ik zal niet lang te Parijs blijven, 'k heb wel zin een pelgrimstocht naar Lorette te doen.’
Hij zeide dit met een buitengewoon innemend lachje, dat aan zijne koude trekken leven en warmte schonk.
Josefines belangstelling voor hem nam nog toe.
Barras had vaak van dien man gezegd dat hij eene schitterende toekomst tegemoet ging, en zijne verheven kalmte, zijn onwankelbaar zelfvertrouwen deden de vervulling van deze voorspelling waarschijnlijk achten.
De mulattin op Martinique had tot Josefine gezegd: ‘De man die u het purper zal schenken, is een klein, geelachtig uitziend avonturier; hij zal uw tweede echtgenoot zijn.’
In Frankrijk was in dien tijd alles mogelijk, en Napoleon zag er uit alsof hij alles durfde ondernemen en doorzetten. Wat echter Josefines ijdelheid streelde, was de omstandigheid, dat Bonaparte haar bijzondere opmerkzaamheid schonk. Vóordat het gezelschap uiteenging, bracht hij nogmaals het gesprek op het bloedbad te Parijs, en 't scheen alsof hij zich tegenover haar wilde rechtvaardigen, toen hij zeide:
‘Ik heb me nooit met de omwenteling ingelaten, ik heb me met de politiek niet bemoeid; ik ben slechts een soldaat van den 13 Vendémiaire, en het eenige wat in mijne macht stond, was het getal der slachtoffers zoo min mogelijk te doen zijn. Overigens is mijn gevoelen, dat de leiders van eene staatsomwenteling hunne plannen moeten doorzetten. Er zijn lieden, wier geheime eerzucht het werk van rechtschapen mannen vernietigt, indien deze niet op hunne hoede zijn.’
Dit gezegd hebbende verliet hij met statige schreden het gezelschap.
Napoleon bracht den kleinen zoon van Josefine, den twaalfjarigen kleinzoon van Beauharnais, den degen van zijn ter dood gebrachten vader terug en verwierf door de vreugde, die hij daardoor aan 't kind schonk, nog meer de genegenheid van de moeder.
De onder-luitenant van Brienne was nu generaal in het binnenland; hij had reeds reuzenschreden gedaan, maar zijne eerzucht was nog geenszins bevredigd.
Op zekeren dag zei Barras tot Josefine: ‘Ge moest den kleinen Bonaparte huwen, dan zal ik hem tot maarschalk maken. Hij moet Italië veroveren.’
Het voorstel werd door Josefine met groote koelheid opgenomen, zij vermeed de gezelschappen, waar zij Bonaparte kon ontmoeten; hij zocht haar des te ijveriger; hij gevoelde inderdaad genegenheid voor de schoone vrouw, die nog in den bloei harer jaren was en evenzeer door goedhartigheid als lieftalligheid uitmuntte.
Zoowel bij vreugde als bij droefheid lag in haar blik eene zielvolle uitdrukking, hare donkerblauwe oogen, half gesloten door van schoon gewelfde wenkbrauwen overschaduwde lange wimpers, waren, in éen woord, onweerstaanbaar. Zij had lang fijn haar, zoo zacht als zijde, haar tint was donker, maar blozend en frisch, en de klank harer stem was zoo bekoorlijk, dat het reeds een genoegen was, haar te hooren spreken.
Barras werkte Bonapartes aanzoek in de hand door de brieven van een anderen harer vereerders, generaal Hoche, die naar de Vendée gezonden was, te onderscheppen en haar dus aan eene veronachtzaming van diens zijde te doen gelooven. Bonapartes doordringende blik, zijne ernstige, zwijgende hulde werden van dag tot dag voor haar gevaarlijker. Maar zoodra hij zich door haar meer begunstigd zag, wankelde hij; het scheen zijn trots te krenken, aan haar eenige bevordering te danken te moeten hebben.
Edoch, de geschiedenis van Napoleon hier verder mede te deelen, zou ons te wijd voeren. Den 9 Maart 1796 sloot hij met Josefine het burgerlijk huwelijk en vertrok daarna als opperbevelhebber van het leger naar Italië.
Door den moord van den hertog van Enghien had hij elke verzoening met de Bourbons onmogelijk gemaakt, die gehoopt hadden dat hij aan Frankrijk de wettige heerschers zou teruggeven. Een geheimzinnige sluier ligt over de leiding van dit proces; de verdenking rust op Napoleon, dat hij, om zijne vijanden te verderven, hen op arglistige wijze tot het smeden van een komplot heeft aangezet en toen, met schending van het volkenrecht, aangevallen en vermoord heeft.
Napoleon maakte zich tot erfelijk keizer van Frankrijk. De onmetelijke krachten, die de omwenteling had in het leven geroepen en die door glorierijke overwinningen steeds waren vermeerderd, waren door de vestiging van het erfelijk keizerschap nu aan éen man dienstbaar.
Geen burgerkrijg, geen binnenlandsche partijstrijd, geene tegenstrijdige belangen versnipperden de krachten der groote na-