voorbede in ziekte en wederwaardigheden ingeroepen. Thans is die vereering door het gezag der Kerk bekrachtigd, en de gelukzalige Liduina tot den rang der Heiligen verheven.
Haar wonderbaar leven werd te boek gesteld door drie harer tijdgenooten: haar bloedverwant Joannes Gerlach, den beroemden prediker Joannes Brugman en door Thomas à Kempis, die in hetzelfde jaar als Liduina, 1380, geboren is. Groot bovendien is het aantal der schrijvers, die later hare deugden verheerlijkt hebben; wij noemen slechts den Kartuizer Surius, den Leuvenschen hoogleeraar Molanus, den Bollandist Papebroeck en den Benedictijn Dom Pi[...]ra.
Reeds tijdens haar leven werd de nederige woning, waar Liduina als in voortdurend martelaarschap hare dagen sleet, aan een pelgrimsoord gelijk. Uit alle streken des lands kwamen de geloovigen het gebed der vrome lijderes verzoeken. Zelfs de grooten der aarde: Margareta, gravin van Holland, hertog Jan van Beieren en graaf Willem van Holland brachten haar een bezoek. Maar vooral na haar afsterven nam de vereering der zalige Maagd van Schiedam onmiddellijk eene hooge vlucht.
Nadat zij den 14 April 1433, op derden Paaschdag, in den ouderdom van drij en vijftig jaren, overleden was, werd zij Vrijdags daarop onder een ontzaglijken toevloed van geloovigen uit Schiedam, Rotterdam, Delft, Leiden, Brielle en andere steden met grooten luister begraven. En reeds een jaar daarna werd in het koor der oude St.-Janskerk, waar haar lichaam was bijgezet, eene prachtige kapel te harer eer gebouwd, terwijl jaarlijks op den vierden Paaschdag een plechtig feest werd gevierd.
Viel ook de kerk, waar zij begraven lag, in handen der hervormden, de katholieke Schiedammers toch bleven de dierbare grafstede in eere houden en neerknielen op den zerk, die ten slotte door de protestanten uit het kerkgebouw verwijderd werd. In 1861 wist de heer J.B. Nolet dien steen machtig te worden en gaf hem het volgend jaar eene waardige plaats in het onder zijne zorgen gebouwde Liduina-gesticht.
Het gebeente der zalige Liduina was in 1615 door de aartshertogen Albertus en Isabella te Brussel in veiligheid gebracht. Zij schonken het in 1628 gedeeltelijk aan het door hen gestichte Carmelitessenklooster, gedeeltelijk aan de St.-Gudulakerk aldaar, waar het bleef berusten tot eindelijk in deze eeuw weer pogingen werden aangewend om althans een gedeelte van dien schat voor Schiedam terug te verkrijgen.
Het was voornamelijk aan de ijverige bemoeiingen van den Eerw. Heer P.J. van Leeuwen, sedert 1853 pastoor te Schiedam, te danken dat die vurige wensch vervuld werd. Door de bemiddeling van Mgr. Dechamps, aartsbisschop van Mechelen, en Mgr. Wilmer, bisschop van Haarlem wist hij te bewerken dat in 1871 een gedeelte der reliquieën aan de parochiekerk van O.L.V. Visitatie te Schiedam werd afgestaan. Maar Pastoor van Leeuwen was hiermede niet tevreden. Zijne godsvrucht tot de zalige Liduina dreef hem, alle pogingen in het werk te stellen om voor hare vereering de bekrachtiging van het hoogste kerkelijk gezag te verwerven en hij zou niet rusten, alvorens ook dit verkregen te hebben.
Twaalf jaren lang bleef het proces der zalige Liduina in handen van de Congregatie, maar Pastoor Van Leeuwen was het niet vergund, die zoo vurig gewenschte uitspraak te beleven.
Op den 12 April 1881 stierf hij, omringd van eene talrijke priesterschaar, waaronder zijn geliefde bisschop en vriend, Mgr. Snickers, zich bevond. De katholieken van Schiedam, die de pauselijke beslissing met zoo groote vreugde begroetten, toonden op treffende wijze dat zij die hoofdzakelijk aan de onvermoeide pogingen van pastoor Van Leeuwen te danken hebben, toen zij gezamenlijk met hunne geestelijken naar het kerkhof togen en een schoonen krans neerlegden op zijn graf.