Kleinigheden.
Eene aardige grap.
Onder Lodewijk den Zestiende kwam een neef van den keizer van Marokko, als gezant van zijn oom naar Parijs. Hij werd aan 't hof met groote plechtigheid ontvangen en de adel wedijverde om hem feesten te geven. Eenige jongelieden beschouwden dit als eene gunstige gelegenheid om een uiterst hoogmoedig man, den rijken paardenhandelaar Septenville, eene poets te spelen. Zij drongen er bij hem op aan, dat hij den Moorschen prins, op zijn buiten, een der schoonste in den omtrek van Parijs, een feest zou geven. Zij bezaten invloed genoeg, zeiden ze, om zijne Excellentie tot het aannemen der uitnoodiging te bewegen. 't Geld, dat het feest zou kosten, was in 't geheel niet weggeworpen, want zulk een voornaam bezoek zou zijne zaak nog algemeener bekend maken, om er niet eens van te spreken, dat de Moorsche prins hem zeker een zijner schoonste Arabische paarden ten geschenke zou geven. Septenville berekende deze voordeelen, en besloot al vrij spoedig den gezant met al die plechtigheid en praal te ontvangen, die bij zulke gelegenheden niet achterwege kunnen blijven. Eenige dagen later kreeg hij bericht, dat zijne Excellentie hem de eer zou aandoen, om een dag op zijn landgoed door te brengen. De paardenhandelaar maakte onmiddellijk de noodige toebereidselen, en deed alles wat hij maar verzinnen kon, om zoo'n gast waardig te ontvangen. Hij bestelde bij Torré, den grooten vuurwerkmaker van dien tijd, allerlei vuurwerk, liet zijn tuin en de voorzijde van zijn buiten schitterend illumineeren, verzekerde zich met groote kosten van de beste muzikale krachten en zond uitnoodigingen aan alle grootheden van den dag, wier namen en adressen hem bekend waren. Natuurlijk was er voor een banket gezorgd, dat met de overige toebereidselen in harmonie was. Op den bepaalden dag kwam de Moorsche prins, na eenigen tijd op zich te hebben laten wachten, in eene prachtige equipage aan. Men ontving hem met eene vleiende toespraak, die hij door middel van zijne tolken beantwoordde. Men
verzocht hem te zingen, en met bewonderenswaardige lieftalligheid voldeed hij aan dezen wensch. Toen men aan tafel ging, wilde Septenville met zulk een doorluchtigen gast niet aan éene tafel zitten, en plaatste zich met zijne servet onder den arm achter diens stoel. Na 't eten danste men en de gasten genoten 't feest in volle mate zonder eenige achterdocht te koesteren, toen tegen drie ure 's morgens plotseling politie en soldaten de zaal binnentraden. Deze brachten den valschen gezant naar de gevangenis en Septenville zag nu dat hij gefopt was geworden. De jongman die den Moorschen prins voorstelde, was de zoon van een boekhandelaar, Prault genaamd. Hij was juist van denzelfden leeftijd en dezelfde groote als de Moorsche prins en speelde zijne rol zoo goed, dat hij iedereen bij den neus nam.
tegen nieuwjaar, naar de schilderij van k. ahrendts.