De Nieuwe Belgische Illustratie. Jaargang 6(1889-1890)– [tijdschrift] Nieuwe Belgische Illustratie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het licht in het venster. Naar Vincent Zusner. ‘Neem dien ring nog, eer wij scheiden,’ Sprak de Lieve, ernstig, stil, - ‘Voor het laatst zien wij ons beiden, Wijl mijn vader het zoo wil. Maar getrouw en onbezweken Blijft mijn harte voor U slaan, En gij zult, daarvan ten teeken, 's Nachts mijn licht aan 't raam zien staan. Wijken dan de zonnestralen, o Zoo zal de stille nacht 't Aan uw kloppend hart verhalen, Dat mijn liefde aan U nog dacht.’ Dagen groeiden nu tot weken, Weken zelfs tot maanden aan; Maar haar vriend'lijk liefdeteeken Zag ik elken avond staan. Had ik weêr een' dag geleden, 's Avonds werd mijn wee gesust; Had ik weer een' dag gestreden, 's Avonds schonk haar trouw mij rust. Vol van wonderzoet verlangen, Groette ik 't lichtje reeds van ver! Hoe mijn blik er aan bleef hangen! o Het was mijn avondster! Maar op eens - daar was 't verdwenen, 't Lichtje van mijn' levensnacht! Had het waarlijk uitgeschenen?..... Had zij mijner niet gedacht?..... 'k Ging weêr na het zonlichtdalen; En daar zag ik in de zaal, Zoo veel held're lichten stralen!..... o Gewis, een bruiloftsmaal!..... Speelt de liefde zoo met eeden Op den wuften levensstroom? - o Dan ligt mijn vreugd vertreden! o Dan vlucht mijn zoetste droom! Daags na 't vroolijk bruiloftsvieren Bleef ik lang het huis bespiên: Of men 't soms met groen mocht sieren; Of 'k den Bruidegom mocht zien. Gasten kwamen zich vereenen; Maar - in somber rouwgewaad! Onder hartverscheurend weenen, Bracht men haar ter ruste henen, Waar het gindsche kerkje staat. Vorige Volgende