De Karelromans.
‘Karel de Groote was ook een Nederlandsche held,’ zegt W. Everts in zijne Geschiedenis der Nederlandsche letteren ‘en al zijn de geschrevene liederen, die hem in Dietsche tale verheerlijken, op een of ander na, verloren gegaan, 't is toch zeker dat hij ook hier bezongen werd, en dat de gedichten, waarin hij eene rol speelt uit den vreemde verjongd, hier later weer met graagte opgenomen werden.’
‘De Karelromans beantwoordden aan de eerste gemoedsstemming, die de vrucht der kruistochten was, namelijk de gehechtheid aan den Christelijken godsdienst en de bewondering van hen, die, om dezen godsdienst tegen de ongeloovigen te verdedigen, het zwaard aangordden.’
‘De maatschappelijke toestand, in de Karelromans geschetst, is eenvoudiger, minder gekunsteld en verfijnd dan die, welke de Arthurromans ten grondslag ligt.’
‘De voornaamste Karelromans, die, blijkens de overgeblevene brokstukken en de aanhalingen van Maerlant en zijne tijdgenooten, in Nederland gelezen werden, zijn: Van den bere Wisselau, het Roelantslied, Caarl ende Elegast, Ogier van Ardennen, de Saksenkrijg, Willem van Oringhen, De Roman der Lorreinen, Floris ende Blancefloer, de vier Heemskinderen of Renout van Montalbaen, Malagy's, Aiol en Garijn van Montglavië.’
Vier dezer: Carel en Elegast, De vier Heemskinderen, Willem van Oranje, Floris en Blancefloer, werden door wijlen Jos. A. Alberdingk Thijm op eene uitstekende wijze in nieuweren vorm overgebracht.
‘Carel en Elegast is een oorspronkelijk Nederlandsch gedicht. De overlevering, die er de grondstof van uitmaakt, is van de oudste, die zich aan de herinnering van Karel den Groote verbinden.’
‘De ruwe, eenvoudige zeden, hier geschilderd, de verouderde uitdrukkingen en de bijzonderheid, dat het verhaalde verondersteld wordt bij velen nog in levendig aandenken te zijn, dat alles wijst op een hoogen ouderdom, op de XIde, hoogstwaarschijnlijk echter op de laatste helft der XIIde eeuw. De oudste handschriften zijn echter eerst van de XlVde. Voor zooverre men naar de XVde eeuwsche drukken kan oordeelen, is dit gedicht in Brabant ontstaan.’