[Onze gravures]
Het Hollandsche Ministerie.
Onze Vlaamsche lezers zullen niet zonder belangstelling kennis maken met een viertal leden van het Ministerie, dat op een zoo gewichtig oogenblik voor 's Neerlands vorstenhuis en staatsinstellingen, met zulke vaste en bekwame hand het roer van het Hollandsche Koninkrijk bestuurt.
Spreekt het uiterlijk dezer vier flinke mannen reeds onmiskenbaar van wilskracht en schranderheid, enkele woorden over hunne levens-bijzonderheden en hoedanigheden zullen hen nog in onze waardeering stijgen doen.
De minister van Justitie Jhr. G.L.M.H. Ruys van Beerenbroek, voormalig kamerlid voor Maastricht, was sedert 1 Mei 1877 lid van de arrondissements-rechtbank dier stad, terwijl hij tevens in Limburgs hoofdstad met het lidmaatschap van den gemeenteraad was vereerd.
In al deze betrekkingen was de heer Ruys van Beerenbroek zeer gezien. Zijne uitgebreide rechtskennis openbaarde zich vooral bij de behandeling van het nieuwe Wetboek van Strafrecht en ook tijdens de debatten over de grondwetsherziening. Als bekwaam jurist was hij van zelf de aangewezen man om aan het hoofd te staan van het departement van Justitie. Hij wordt geroemd als man van vast karakter en groote zeggingskracht, twee deugden, die zeer zeker bij een minister, en vooral bij een minister van Justitie, groot gewicht in de schaal leggen
Kolonel Bergansius mag met volle recht een selfmade man genoemd worden, die zich in weinige jaren door talent en noeste vlijt tot de hoogste rangen heeft opgewerkt In 1877 werd hij tot kapitein, in 1880 tot majoor, in 1884 tot luitenant-kolonel, in 1887 tot kolonel en bestuurder der artillerie-inrichtingen te Delft benoemd. Hij is een bekwaam pyrotechnicus en wist van het legerkamp te Oldenbroek, door zijn geest van orde, tucht en regelmaat, eene artillerie-schietschool te maken, welke volgens bevoegde getuigenis ‘een der beste van Europa is.’
De minister van Buitenlandsche Zaken Jhr. Mr. C. Hartsen behoort tot eene dier vermogende koopmansfamiliën van Amsterdam, welke van ouds als de keizers der Amstelstad golden, en geniet dan ook in de handelswereld algemeene bekendheid. Hij is oud-lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, welk lidmaatschap hij achttien jaren bekleedde en maakte zich bekend door zijne schriften over Indische belangen.
De heer Hartsen is bestuurder en voorzitter van een aantal kringen ter bevordering van handel en reederij, en werd met verscheidene ridderordes van vreemde mogendheden begiftigd.
De minister van Marine eindelijk, de heer Dyserinck, staat bekend als een bekwaam man, die kloekheid aan doortastendheid en eerlijkheid paart en van wien verwacht mag worden dat hij, als minister, steeds een goed figuur zal maken.
Hij was vroeger Kapitein ter zee, en later onderbestuurder van de Marine in den Helder.
Hij is versierd niet het Kruis van 30 jarigen dienst, de orde van den Nederlandschen Leeuw, de orde van de Eikenkroon, de Atjehmedaille met de gesp en kroon, de eereteekenen voor krijgsverrichtingen tijdens de expeditie naar Boni in 1859, en de expeditiën naar Atjeh in 1873 en 1880
Ook als zaakrijk en practisch redenaar wordt hij zeer geschat.