De basiliek van den H. Willibrordus te Echternach.
Echternach, in het groothertogdom Luxemburg, heeft het voorrecht binnen zijne muren het graf te bezitten van den H. Willibrordus, den grooten Apostel der Nederlanden. Na bijna vijftigjarigen rusteloozen arbeid trad de H. Aartsbisschop zijne dierbare abdij van Echternach binnen om ze nu niet meer te verlaten. De onvermoeide Apostel kwam daar zijn moe hoofd en afgematte leden nederleggen, en men begroef zijn lichaam, volgens zijn laatsten wil, voor het altaar, waar hij gewoon was het Misoffer op te dragen. Dit geschiedde in het jaar 739.
Deze grafkerk werd echter in 1017 eene prooi der vlammen; en nog slechts een stuk daarvan, de tegenwoordige onderaardsche krocht of krypte is overgebleven.
Vijftien jaren na dezen brand verrees boven de oude eene nieuwe kerk, voltooid onder den Abt Humbertus en tegen het einde van het jaar 1031 door den beroemden Aartsbisschop Poppa van Trier geconsacreerd, in tegenwoordigheid van den Hertog Hendrik van Beieren, die van de familie der Luxemburger Graven afstamde en beschermheer der Abdij was.
Het heilig graf werd niet slechts door het gewone volk van alle volgende eeuwen, bijzonder vereerd, ook verscheidene Pausen en Vorsten begunstigden deze dierbare plek gronds op velerlei wijzen. In den nacht van 6 op 7 November 1794, dus juist op den feestdag nog wel van den H. Willibrordus, werd het eerbiedwaardig graf echter door de Franschen verwoest, en de heilige overblijfselen werden verstrooid. Een vroom priester evenwel, Willibrordus Meyers genaamd, verzamelde met eerbied het gebeente van zijn H. Patroon. In het jaar 1826 eindelijk werden de relikwieën onder het altaar der parochie-kerk geplaatst, waar zij tot op heden nog vereerd worden.
Jaarlijks komt daar op den derden Pinksterdag de zoogenaamde springprocessie van duizenden en duizenden pelgrims hare hulde brengen aan den grooten Apostel en wonderdoener en zijne voorspraak afsmeeken.
Tijdens de Fransche revolutie werd de kerk met de abdij nationaal eigendom verklaard en in eene favencefabriek veranderd. Meer dan eene halve eeuw stond dit merkwaardige gebouw aan allerlei verwoestende invloeden bloot. In 1856 stortte eindelijk het priesterkoor in; het overige scheen weldra te zullen volgen. Reeds was besloten, ter wille der openbare veiligheid, de oostzijde, welke aan den Staat behoorde, af te breken. Maar de vrome zin der Echternachers, kwam daartegen in hevig verzet.
Deze beweging deed het St.- Willibrordus Banverein ontstaan, welke vereeniging de moeilijke taak der restauratie op hare schouderen nam. Van alle zijden, ook van die der groothertogelijke regeering, kwam bijstand en werden hulp en bijdragen aangeboden.
Weldra herrezen koor en transsept op de oude grondslagen, en ook het inwendige, dat veel geleden had, werd hersteld. Het beste gevolg bekroonde dezen, met zoovele technische moeilijkheden en zelfs werkelijke gevaren verbonden arbeid. Na zes jaren tijds had de Bouwvereeniging de kerk reeds in zooverre hersteld, dat zij op den 21n September van het jaar 1868 door Mgr. Adam geconsacreerd kon worden.
Sinds zijn de westelijke torens in hun oorspronkelijken vorm weer opgebouwd, en ook de oostelijke, waarvan slechts het onderste gedeelte behouden bleef, zullen opnieuw verrijzen.
Men kan zich eenige gedachte vormen omtrent de geheel eigenaardige bezwaren van deze restauratie, zoowel wat het inwendige als het uitwendige betreft, wanneer men in aanmerking neemt, hoe in verschillende tijden de tegenwoordige Basiliek werd bijgebouwd en veranderd. Zoo werden in 1594-1635 vier kapellen aan de kerk toegevoegd en werd in 1793 onder den abt Limpach, in de meest ontaarde renaissance-stijl op de smakelooste wijze een portaal voor de kerk opgetrokken.
Ten gevolge van dit bouwen en bijbouwen en veranderen in verschillende tijden heeft de kerk geenszins het karakter van één bepaalden bouwstijl; maar al draagt zij noch het zuiver karakter van een Gothischen, noch dat van een Romaanschen bouw, zij maakt toch, naar het oordeel van deskundigen, den indruk van een eenvoudig en ernstig, het graf van een grooten Apostel volkomen waardigen tempel, welks verschillende deelen tot een harmonisch geheel samensmelten.
Gelijk men op de hier bijgevoegde arbeelding kan zien, is de voorbouw geheel vernieuwd. Men heeft het smakeloos en niet de minste kunstwaarde bezittend werk der achttiende eeuw zonder bedenken neergehaald en er iets zeer schoons, van hooge architectonische waarde voor in de plaats gesteld. Deze nieuwe voorbouw bestaat nu uit een Romaansch portaal, een soort van loggica met radvenster daarachter eene zuilengalerij en een geveldak met sierlijk radvenster.
Wij mogen ons waarlijk verheugen, dat deze eerbiedwaardige plaats welke aan alle katholieke Nederlanders zoo dierbaar moet zijn, niet alleen van algeheelen ondergang gered is, maar ook op zoo waardige wijze in luister hersteld is geworden.